Viering voor thuis – Over crisis, voetstappen en Job

Een crisis is een kans, horen we soms. Maar als we zelf midden in een crisis zitten, is die kans vaak ver uit beeld. Een crisis is daarom in de eerste plaats een crisis, zegt ds. Aries van Meeteren. Hij pakt er het opmerkelijke Bijbelboek Job bij. Luister hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 32
Foto: Jacopo (Flickr)

Van harte welkom bij deze online-viering. Fijn dat je aanschuift. Deze viering is een zoektocht, een weg met misschien een wat ongewisse uitkomst. Voor we op pad gaan willen we eerst een kaars aansteken als teken dat we verbinding willen zoeken met het Licht dat er al was voordat wij er waren en dat er ook na ons nog zal zijn.

Deel verdriet en ook plezier
maar loop je pad op jouw manier
en ook al is dat soms niet recht
wees jezelf in godsnaam, echt

uit: Evelijne Swinkels-Braaksma, Honderdmaal een nieuwe dag
Wei ji

Beste mensen,

“In het Chinees bestaat een woord dat zowel crisis als kans betekent”, zei John F. Kennedy tijdens zijn verkiezingscampagne in 1959 en 1960. Het gaat om het woord wei ji, als ik het goed uitspreek.

危机 (Google Translate)

Kennedy wilde ermee zeggen dat een crisis weliswaar gevaarlijk is, maar ook mogelijkheden schept. Hij doelde toen op de Koude Oorlog, de gevaren van de Sovjetunie en op de kansen die ruimtevaart en technologie zouden bieden om als land voorop te blijven lopen.

Crisis als gevaar én kans. Een mooi beeld. Ik zie het ook regelmatig opduiken, bijvoorbeeld in opiniestukken in de krant, waar allerlei mensen oproepen om de coronacrisis aan te grijpen om nu toch eindelijk dingen te veranderen in de samenleving. De crisis is een kans om te zoeken naar een nieuwe balans tussen mens en natuur, een nieuwe circulaire economie. Prachtig! Eindelijk, zou ik zeggen. Op de Maasboulevard in Rotterdam reed ik langs een poster van de nieuwe campagne van nota bene een colamerk: ‘Wacht, stop. Wie zegt dat we terug moeten naar normaal?’

Maar ik lees ook verhalen van ex-coronapatiënten die juist vechten om terug te keren naar normaal. Want de ziekte heeft alles overhoop gehaald. Een kans? Ja vast. Maar eerst weer leren traplopen. En wat te denken van al die verhalen van kleine ondernemers die het door de coronacrisis niet hebben gered en verdrinken in de schulden? Of werknemers die ontslagen zijn? Een kans?

Wei ji, ‘crisis’ als gevaar en kans… ik weet het niet. Wie enorme tegenslagen om de oren krijgt, wie echt wordt stilgezet door een crisis ziet niet direct kansen. Hooguit achteraf. En taalwetenschappers bevestigen dat. Wat Kennedy zei over dat Chinese woord klopt helemaal niet. Wei ji betekent gewoon crisis. Meer niet. Niks kans. Straks gaan we het hebben over een Bijbelboek dat bol staat van crisis en onze worsteling ermee.

We lezen vandaag het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Job. Ik knip het verhaal op in tweeën, gezien de lengte ervan.

Eens leefde er in Us een onberispelijk en rechtschapen man die Job heette; hij vreesde God en hield zich ver van het kwaad. Hij had zeven zonen en drie dochters en hij bezat zevenduizend stuks kleinvee, drieduizend kamelen, vijfhonderd span runderen, vijfhonderd ezelinnen, en zeer veel dienaren: hij was de rijkste man van heel het Oosten. Zijn zonen waren gewend om de beurt een dag feest te geven, ieder in zijn eigen huis; ook hun drie zusters nodigden zij uit op die maaltijden. Als ieder aan de beurt was geweest, riep Job hen bij zich om hen te heiligen; vroeg in de ochtend bracht hij dan een brandoffer voor ieder van hen. ‘Want’, zei hij, ‘misschien hebben mijn zonen gezondigd en hebben zij God in hun hart vervloekt.’ Dit was zijn vaste gewoonte.
Op de dag dat de hemelingen gewoonlijk hun opwachting maken bij de HEER, kwam ook de satan met hen mee. En de HEER zei tegen de satan: ‘Waar bent u overal geweest?’ ‘Ik heb rondgezworven over de aarde’, antwoordde de satan. ‘Wel,’ vroeg de HEER, ‘hebt u ook gelet op Job, mijn dienaar? Op aarde is er geen tweede zoals hij; onberispelijk, rechtschapen, hij vreest God en houdt zich ver van het kwaad.’ De satan antwoordde de HEER: ‘Hij vreest God niet voor niets! U hebt immers hemzelf, zijn familie en heel zijn bezit aan alle kanten omgeven en beschermd, U zegent alles wat hij onderneemt, en in het land grijpt zijn bezit steeds verder om zich heen. Maar pak hem eens aan, tref hem in alles wat hij heeft: wedden dat hij U vervloekt in uw gezicht.’ Toen zei de HEER tegen de satan: ‘Goed, alles wat hij heeft is in uw hand, alleen van hemzelf moet u afblijven.’ En de satan verliet de vergadering.

Willibrordvertaling (2012)

We vervolgen met de tweede helft van het eerste hoofdstuk van het Bijbelboek Job:

Welnu, op de dag dat de zonen en dochters van Job weer hun feestmaal hadden in het huis van hun oudste broer, kwam er een bode bij Job met het bericht: ‘De runderen waren aan het ploegen, vlakbij graasden de ezelinnen, en de Sabeeën kwamen ons overvallen: ze roofden het vee en sloegen de knechten neer met het zwaard. Ik kom het u vertellen, want ik ben de enige die over is.’
Hij was nog niet uitgesproken, of een volgende kwam met het bericht:
‘Een geweldig vuur is uit de hemel gevallen, het heeft vreselijk huisgehouden onder schapen, geiten en herders en het heeft ze vernietigd. Ik kom het u vertellen, want ik ben de enige die over is.’
Hij was nog niet uitgesproken, of weer kwam iemand met het bericht:
‘De Chaldeeën hebben in drie groepen onze kamelen overvallen: ze hebben de dieren geroofd en de knechten neergeslagen met het zwaard. Ik kom het u vertellen, want ik ben de enige die over is.’
Hij was nog niet uitgesproken, of een vierde kwam met het bericht: ‘Uw zonen en dochters hielden hun feestmaal in het huis van hun oudste broer; er kwam een machtige windhoos uit de woestijn en die viel op alle vier de hoeken van het huis: het stortte in en uw kinderen vonden de dood. Ik kom het u vertellen, want ik ben de enige die over is.’
Toen scheurde Job zijn kleed, schoor zijn hoofd, viel in verering op de grond en zei: ‘Naakt kom ik uit de schoot van moeder aarde, naakt keer ik daar terug; de HEER geeft, de HEER neemt. Gezegend is de naam van de HEER.’ Ondanks deze gebeurtenissen zondigde Job niet; hij maakte God geen enkel verwijt.

Willibrordvertaling (2012)

Beste mensen,

Kent u het gedicht ‘Voetstappen in het zand’? Het is de vertaling van een Engels gedicht, waarvan onduidelijk is wie het heeft geschreven.

Ik droomde eens en zie
ik liep aan ‘t strand bij lage tij.
Ik was daar niet alleen,
want ook de Heer liep aan mijn zij.

En zo gaat het nog vijf coupletten verder. De dichter beschrijft het leven als een strandwandeling en gaat daarover in gesprek met de Heer. Steeds zijn in het zand twee paar voetstappen te zien: die van de dichter en van de Heer. Maar dan ziet de dichter “daar waar het juist het moeilijkst was, maar één paar stappen staan.”

De dichter vraagt waarom de Heer hem – of beter: haar, want de dichter is vermoedelijk een vrouw – alleen liet op de momenten waarop het leven zwaar was. Dan onthult de Heer dat Hij de dichter toen het moeilijk was juist heeft gedragen.

Foto: Pixabay

Lange tijd heb ik me wat verwonderd over het gedicht. Wat heb je aan een Heer die je draagt op zware momenten, als je er kennelijk niets van merkt? Maar de laatste tijd zie ik het gedicht als een dappere poging om achteraf iets te begrijpen van een crisis. De dichter blikt terug en probeert chocola te maken van wat hem of haar is overkomen en waar de dragende kracht onder ons bestaan dan is. Het verhaal van de voetstappen kan helpen om die periode van eenzaamheid naderhand anders te zien. Zo van: kijk waar we nu staan.

Maar let op: dit lukt alleen achteraf. Terugkijkend. En precies dat zie ik verwoord in het gedicht. Op het moment zelf had de dichter geen idee dat hij of zij werd gedragen. Op het moment zelf was er alleen die crisis, dat zwarte gat, het leven dat neerdrukt. De rouw. Het verhaal van ons leven stokt. Het beeld dat we van onszelf hebben, ligt in scherven. En van de overkant lijkt taal noch teken te komen. Wat nu?

Dat zie ik ook in het boek Job. Job is een succesvolle boer, met een groot gezin. Maar dan krijgt hij de ene na de andere jobstijding. Hij raakt al zijn vee kwijt, zijn knechten komen om het leven, en als klap op de vuurpijl worden zijn kinderen verpletterd onder de vallende muren van een huis. En later zal ook zijn vrouw nog bij hem weg gaan.

Job (Léon Bonnat, Musée Bonnat, Bayonne)

Daar zit Job dan. En wat doet hij? Hij zegt: “de HEER geeft, de HEER neemt. Gezegend is de naam van de HEER.” Verbijsterend! De tekst is wel gelezen als een uiting van diepe vroomheid. Maar ik ben er nog niet zo zeker van. Het komt op mij wat hol over, een beetje als een ingestudeerd versje. Dat is ook te zien aan de grondtekst. Waar voor God in het hele boek het Hebreeuwse woord El of Elohim wordt gebruikt, lezen we hier Jahwe. De murw gebeukte Job valt terug op een ‘tegeltje’. Het zijn niet zijn eigen woorden.

Dat blijkt wel uit het vervolg. Na de vrome praat van Job in hoofdstuk 1 volgen nog 41 hoofdstukken. Geen eenvoudige teksten, maar wel fascinerend. Het voert te ver om het boek Job hier helemaal door te nemen, maar Job blijft niet zo timide. Hij wordt gaandeweg bozer en bozer.

Job krijgt vrienden op bezoek die hem in lange monologen voorhouden dat alles wat hem is overkomen zijn eigen schuld is. Ze zijn ervan overtuigd dat God goede mensen beloont en slechte mensen straft. Zo van: je oogst wat je zaait. En dus, omdat hij er zo beroerd aan toe is, moet Job wel een zondig mens zijn. Maar Job is zich van geen kwaad bewust. Hij heeft niks verkeerds gedaan. En hij windt zich op. Uiteindelijk roept hij zelfs God ter verantwoording. “Laat Hem maar een onderzoek instellen en dat zal Hij zien dat ik onschuldig ben”, zegt Job. Niks “de HEER geeft, de HEER neemt. Gezegend is de naam van de HEER”!

Job (Gerard Seghers, National Gallery Prague)

Dan geeft God antwoord. Geen verhaal over voetafdrukken in het zand. Maar een bulderende preek, uitgesmeerd over maar liefst vier lange hoofdstukken, waarin God zich laat kennen als de schepper van de hele kosmische orde. Hij spuugt retorische vragen als: “Toen ik de fundamenten voor de aarde legde, waar was jij toen?” Of: “Heb jij ooit de morgen ontboden?” Of: “Waar is de woonplaats van het licht?” Het is niet bepaald het antwoord dat Job in gedachten had, kan ik me zo voorstellen. Hij buigt het hoofd. “Eerder had ik slechts over U gehoord, maar nu heb ik U met eigen ogen aanschouwd.”

Job is een 2500 jaar oud verhaal, met een godsbeeld dat, zo mag ik toch wel zeggen, niet meer het onze is. Maar wat ik er mooi aan vind is dat de schrijver van het boek Job het hele idee van dat je oogst wat je zaait afwijst. Dus: geef jezelf niet de schuld van dingen waar je geen schuld aan hebt. En denk ook niet dat je onkwetsbaar bent als je alles volgens de regels doet. Zo eenvoudig is het allemaal niet.

Zo lees ik ook dat bijna absurdistische betoog van God. Makkelijke antwoorden zijn er niet. De Heer geeft niet en Hij neemt niet.

Corrado Giaquinto (Vaticaanse Musea)

Maar hoe zit het dan met het verhaal dat God en satan in de hemel een soort onderonsje hebben en samen besluiten om het geloof van Job eens flink te gaan testen? En dat God Job na afloop beloont voor zijn standvastigheid door zijn bezit te verdubbelen (Job 42)? Dat botst toch met de hele strekking van de rest van het boek Job? Alsof Job aan het eind toch weer oogst wat hij heeft gezaaid.

Bijbelgeleerden gaan er vanuit dat het begin en het einde samen ooit een los verhaal vormden. Er zijn verhalen bekend uit het oude Soemerië die daar sterk op lijken. Een latere schrijver zou dan zo’n verhaal hebben uitgebreid met de gesprekken tussen Job en zijn vrienden en de donderpreek van God. Dat zou de tegenstrijdigheden in het boek verklaren.

Maar misschien is het wel andersom. Misschien zijn het begin en het eind wel later toegevoegd om alsnog een reden te vinden voor het absurde lijden dat Job overkomt. Alsof er toch een verklaring moet zijn. Het is dan een poging om achteraf zin te zoeken in iets wat misschien wel zinloos is. Zo van: Job kreeg veel voor zijn kiezen, maar hij kwam er toch beter uit. De crisis was ook een kans. Tja, erg geslaagd is die poging niet denk ik. Het wordt er alleen maar verwarrender van.

En toch zit hier voor mij wel een sleutel tot het verstaan van het boek Job. Althans, het zou een van de manieren kunnen zijn om het boek te begrijpen. Want er zijn heel veel manieren.

Zoals ik het lees, gaat het boek Job over zingeving. “Waarom overkomt mij dit”, is de grote vraag van de hoofdpersoon. Maar een antwoord krijgt hij niet te horen. God zegt tegen het einde nog wel dat Job groot gelijk heeft dat hij de vraag stelt. Maar daarbij blijft het. Zo van: het is goed dat Job op zoek gaat naar zin, naar betekenis. Maar er is niet één zin, geen formule, zoals de vrienden denken. Zin is voor iedereen anders. Voor sommigen geeft het gedicht ‘Voetstappen in het zand’ zin. Anderen vinden het misschien wel een fijn idee dat er geen zin is. Ook dat is zingeving.

Job on the dunghill (Gonzalo Carrasco (Museo Nacional de Arte)

Maar welke zin we ook ontdekken, we zien die vaak pas achteraf. Pas naderhand kunnen we misschien ontdekken dat een crisis ons iets heeft gebracht wat we zonder die crisis nooit zouden hebben bereikt. En het kan heel lang duren voor we daar aan toe zijn. Lang niet iedereen komt zover. Job wel. Hij slaagt erin om niet langer te zoeken naar de oorzaak van het lijden maar weer vooruit te kijken. Kwam dat door dat antwoord van God? Dat kan. Maar ik lees nog iets.

“Toen kwamen zijn broers en zussen en al zijn vroegere kennissen weer bij hem thuis eten; zij betuigden hem hun medeleven en hielpen hem al de rampen te boven te komen die de HEER over hem gebracht had.”

Job 42, vers 11

Wat Job het misschien uiteindelijk wel meest helpt zijn mensen om hem heen die hem geen wijsheden voorhouden, niet willen overtuigen van hun eigen visie, geen tips geven waar hij niks aan heeft, maar die er voor hem zijn en hem troosten. Die dus níet doen zoals de vrienden die tot dan steeds aan het woord waren geweest. In die troostende mensen kan God ons meer nabij komen dan in bulderende toespraken. Tenminste, dat is de zin die ik zie. Maar misschien is ook dat persoonlijk.

Job is geen eenvoudig boek. Gelukkig maar. Een crisis, lijden is ook niet eenvoudig. We krijgen er allemaal mee te maken. En ieder van ons gaat daar op zijn of haar eigen manier mee om. Een vastomlijnd antwoord op het waarom is er niet. Met woorden en beelden proberen we weer op verhaal te komen, zodra de storm wat is gaan liggen.

Een crisis is geen kans, zeker niet op voorhand. Een crisis is een crisis. Anderen kunnen ons wel tot grote steun zijn. Niet als ze ons een betekenis aanpraten. Maar door er te zijn. Te troosten en te luisteren. Ze slepen ons erdoor, ze dragen ons. Misschien wel als handen en voeten van God.

Moge het zo zijn,
Amen


Laten we bidden

Trouwe God,
Heeft lijden zin?
Is een crisis een kans?
Het kan.
Maar als we er middenin zitten
voelt een crisis vooral als een crisis.
En wie of wat helpt ons dan?
Hoor ons
als we het niet meer weten.
Als we soms vloeken om ons lot.
Laat ons voelen
dat we in alle misère die ons soms treft
ergens toch gedragen worden
Dat als we vallen
er een hand is die ons opvangt.
De hand van mensen om ons heen,
naasten die om ons geven,
de hand van U.
Laat ons ook zulke mensen zijn voor anderen.
Zo bidden wij U
Amen

De viering zit er weer op. Zoals ik al zei, een zoektocht zonder zekerheid. Maar wel met hoop waarin we mogen delen.

Behoed ons, zegen ons, bewaar ons
Gij die ons hebt toegekeerd
naar elkaar,
om elkaar te zegenen, te bewaren, te behoeden

(Joodse zegenwens)

Tags: , , , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top