Viering voor thuis – Niks idyllisch aan herder zijn

Ds. Zandrie Albada neemt ons mee naar de heide. Een wat misleidend decor om het te hebben over herders. Wat zijn dat voor mensen? Luister hier naar de toespraak (let op: na ongeveer 4 minuten wordt het geluid minder goed) of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 19

Lieve mensen van God!

Vandaag neem ik u mee naar de heide. Hopelijk is het vandaag weer een warme dag, zodat het u niet te veel moeite kost zich in gedachten naar de heide te verplaatsen. Sluit uw ogen maar even, voel de warmte van de zon. In de verte, boven het licht paarse landschap staat de warme lucht te trillen. Een enkele leeuwerik waagt zich in de lucht en zingt een klein liedje bij het afdalen van het hoogste punt van zijn vlucht. Het lichte blauw aan de horizon smelt prachtig samen met het flauwe paars van de hei en het donkere groen van de aangrenzende bosrand. Uw oren registreren in de verte het blaffen van een herdershond. Die houdt de kudde van zijn baas bij elkaar. Onwillekeurig neuriet u voor u zelf het oude liedje. ‘Op de grote stille heide…’

Op de groote stille heide – Oom Klaas (CC)

Dit is de plek bij uitstek om aan een herder te denken. Niet in de kerk. Ook niet thuis. Misschien, als het u lukt, in de tuin met uw iPad, als u daarover beschikt. In elk geval in gedachten. Op de weinige heide die in ons land te vinden is: daar kun je aan de herder denken. Daarom is het echt van belang om je ogen even te sluiten. Geen wild dier om nog te vrezen. De enige taak van de kudde is de heide vrij te houden van kleine boompjes. Als de heide zou verbossen, is er geen heide meer. Zodat we de lome warmte in de zon kunnen blijven voelen.

We zijn op de heide. Ik laat u uw gedachten. Ik mag ze niet meteen ruw verstoren. Vrede alom, warm en behaaglijk liggen op de hei. Geen zorgen. Zo dadelijk houdt u in gedachten misschien een picknick op een meegebrachte deken, een prettige salade of een lekkere boterham, een kop koffie uit de thermoskan. Misschien ook nog iets sterkers erbij. Alles ter verhoging van een prettig loom levensgevoel. Geen zorgen, want er zijn geen wilde dieren (die zitten ver weg in het donkere buitenbos): inderdaad, vrede alom. Zelfs het zwarte schaap hoort er gewoon bij. Wie doet je wat?!

Dat is bijna de vrede van het hart. Dat is bijna: gevoerd worden aan waatren der rust. Het ontbreekt mij aan bijna niets. Het is als op het schilderij bij oma vroeger. Een vredig tafereel: schapen met hun herder. Een lome zomernamiddag. Wie doet je wat?!

Zo! Doe nu de ogen maar weer open. Het is tijd om de idylle wat te verstoren. Het is wel even mooi geweest! Klaar! Het voorgaande is typisch een voorbeeld van onze beschaving, ik zeg: een beschaving aan het eind, die verzadigd is van regels, vormelijkheid en etiquette. Zo’n beschaving zoekt een uitvlucht in wat het idealiseert. Het is ons heimwee naar een verleden dat nooit heeft bestaan. Ooit, heel lang geleden, zo is de gedachte, was er het onbedorven landleven. Toen leefden de mensen nog dichtbij de natuur, ongehinderd door allerlei voorschriften over hoe wel en hoe niet te leven, te werken en te denken. Toen was het leven nog echt, in harmonie met de natuur, in eenvoud. Sinds lang hebben we ons verstrikt in afspraken en wetten, in vaste gewoonten waar je, op straffe van van alles, niet van mag afwijken. In de achttiende eeuw riep Rousseau: Terug naar de natuur! En in de plaats van de vormelijke en stijve samenleving stelde hij de edele wilde, die, natuurlijk!, dichtbij de natuur leefde.

In de aanleg van tuinen verwierp men de vormelijkheid van geometrische vakken en rechte lijnen. De landschapsstijl van de Engelse tuinman Capability Brown, eind achttiende eeuw, deed opgeld. Schijnbaar woeste en onregelmatige stukken groen gras en groepen bomen, werden afgewisseld met waterpartijen, klassieke (nagemaakte) ruines en idyllische bruggetjes. Zoals het ooit in een geromantiseerd verleden misschien was geweest… Maar niet heus…

Stourhead garden (brug 1762 en Pantheon (foto: Lechona op Wikipedia)

En de Franse koningin Marie Antoinette bouwde (Nou ja, niet zelf, dat snapt u wel! Daar kon ze niet aan beginnen!) in de tuin van het paleis van Versailles haar gefantaseerde boerendorpje na, zodat ze nu en dan even ‘boerinnetje’ kon spelen, ver weg van het veeleisende hofleven met al zijn etiquette… Ook weer een pastorale idylle, vol heimwee naar een verleden dat er nooit was.

En wie hadden wij? De Fransen hadden Rousseau en Marie Antoinette, de Engelsen hadden Capability Brown. En wij hadden Piet Louwerse en Johannes Worp, de dichter en de componist van ‘Op de grote stille heide…’ Ik heb het u in herinnering gebracht. Nou ja, laat ik de grote Pierre Kuypers niet vergeten: hij liet het schijnbaar middeleeuwse slot Haarzuylens bouwen, in de negentiende eeuw. Dat daarvoor een heel dorp moest worden afgebroken was tot daar aan toe, maar dat deed de opdrachtgever van Capability Brown ook.

Een beschaving ‘aan het eind’, onze beschaving dus, smacht naar een verleden dat nooit bestaan heeft. Idealiseert dat en wil er naar terug. Onze beschaving doet wat niet kan. Ook ons toerisme is in wezen een romantisch verlangen om terug naar de eenvoud en dichtbij de natuur te gaan leven. Gezellig in een tentje op de hei: het moet heel leuk zijn. Maar als je goed terug denkt, aan het ongemak, de rugpijn van dat leeglopende luchtbed op de harde grond en het primitieve koken dat je deed, zeg je met Kees de Lange, één van de kopstukken van de radio, lang geleden, na drie weken: ‘He gelukkig, eindelijk niet meer in die rottent!! En gewoon weer in je lekkere bed thuis slapen. Heerlijk!!’

Cartoon: Pixabay

Dit is een noodzakelijke inleiding. Want er moet als het ware een dikke vernislaag afgeschrapt worden van onze voorstelling van de herder. Die dikke laag belemmert het zicht op het wat en hoe van een herder. Zoals een kunstkenner in het programma Kunst en Kitsch moet adviseren aan de bezitter van een oud schilderijtje dat verrassend genoeg nog mooi en zeldzaam is, ondanks de vele onjuiste bewerkingen in de loop van de tijd. Schraap die vernislaag weg, dan zie je pas hoe mooi het echt is!
Vanmorgen wil ik wel even uw restaurateur zijn… (Ik hoop maar dat ik u niet verveel…)

Een herder is een grensganger, een randfiguur, iemand die er eigenlijk niet bij hoort. Wij, de anderen, wij hebben ons gevestigd, wij onderhouden de grond en wij zorgen voor onszelf door goed te zijn voor de grond. Wij wonen hier vast, in gebouwde huizen. Jullie herders, nomaden ben je, jullie wonen in tenten, jullie trekken maar wat rond, als het land uitgeput is, ga je weer verder, zonder je zorgen te maken over wat je achterlaat. Jullie herders vormen in wezen een bedreiging voor ons. Dat is bij uitstek de agrarische cultuur tegenover de nomadische cultuur. In de gevestigde agrarische cultuur is de herder verdacht. De boeren tegen de herders.
Die tegenstelling speelt al eeuwen lang, vooral in het overgangsgebied tussen de woestijn en het cultuurland.

Die tegenstelling bestond tussen de Indianen van Noord-Amerika en de blanke kolonisten in de achttiende en negentiende eeuw. De Indianen erkenden de aanspraken van de blanken niet op het land, dat in hun beleving toch van iedereen was. ´De grote Geest heeft het land toch aan iedereen gegeven?!´, zeiden ze. Die tegenstelling vind je nog tussen de inheemse bevolking van het Amazonegebied en de planters van de sojaplantages in Brazilië. Nomaden hebben, net als de Indianen toen, geen ‘eigen grond’, ze kennen het woord ‘bezit’ niet eens. En de boeren overvallen hen met begrippen als bezit en eigendom. Ze spreken elkaars taal absoluut niet. Dit alles is reden genoeg voor veel onbegrip en misverstand. Boeren en herders zijn als water en vuur voor elkaar.

Shepherd and Sheep’ (AntonMauve, Cincinnati Art Museum)

Maar goed, lange inleiding… Herders zijn voor boeren (voor ons?!) grensgangers en randfiguren. Het is een hard bestaan. De enige voorzieningen die er zijn, schep je zelf, door ze te zoeken en er zelf voor op te komen, bijvoorbeeld als je water nodig hebt voor de schapen. Er is geen back-up, niemand die voor je zorgt, niemand die voor jou de ideale omstandigheden creëert. Je moet alles zelf doen. Een goede herder komt zelf op voor de schapen, zoekt dus ook het per ongeluk afgedwaalde schaap. Hij moet wel, er is niemand anders! En is er blij mee het te hebben terug gevonden. Er is een volledige toevertrouwensrelatie tussen de herder en zijn schapen. Ze weten van elkaar dat ze elkaar nodig hebben. Dat is volstrekt wederkerig. Daar zit niets tussen, het is één op één. In de wildernis staat er niets tussen wilde dieren en de schapen dan alleen de herder (met zijn hond). De herder is de muur waarachter je kunt schuilen, de herder is je enige bescherming.

In het OT komt een passage voor van herders die vooral zichzelf weiden. Heersers en hun ambtenaren, die zich dus verrijken ten koste van hun schapen. Dat is geen herder zijn, dat is verraad, dat is wat huurlingen doen, die geen hart hebben voor wat hen is toevertrouwd. Een goede herder staat borg voor zijn schapen, met zijn leven. Hij zorgt dat ze het goed hebben, dat hen niets ontbreekt! Dat hen niets zal deren. Groen is het land waarin hij mij doet komen, fris is de bron die hij voor mij doet stromen.

In deze tijd van gedenken, aan hen die vielen in de strijd voor vrijheid en recht, aan hen die slachtoffer werden van haat en willekeur, aan hen die werden omgebracht door middel van een industriële moordmachine, aan hen die in de steek werden gelaten door hun medeburgers, in deze tijd is het goed te wijzen op hen die zich als herders gedroegen en gedragen.
Ik wijs graag op onze premier en onze koning, die beide erkend hebben dat ons volk en haar leiders in de oorlog tekortgeschoten zijn, tekort in hun solidariteit met onze joodse landgenoten. Zij maakten in recente toespraken een warm gebaar in de richting van onze joodse medeburgers, die zich te vaak en te lang in de steek gelaten hebben gevoeld. Tijdens maar ook na de oorlog.

Premier Rutte (Foto: Rijksvoorlichtingsdienst)

Ik wijs graag op Alexander Pola, ooit één van de medewerkers van Farce Majeure. Hij schreef ooit een Boekenweekgeschenk. Hij noteerde dat sommige landgenoten er bijna veertig jaar later nog steeds weinig van hadden begrepen. Dan vertelden ze dat er Joden waren afgevoerd en ook gewone Nederlanders. ‘En die hadden niets gedaan!’ – Dus: de joden hadden wel wat gedaan?! Hoe dom kun je wezen? Hoe goed is het om ook op zulke kleine, hoe zo kleine!!!, versprekingen te blijven letten. Ook dat is herderlijkheid, een kritisch maar heel nodig menselijk herder zijn.
Ik wijs graag op twee rechters van het gerechtshof in Leeuwarden, in januari 1943. Zij moesten mensen voor lichte vergrijpen veroordelen tot opsluiting in een strafkamp Erika in Ommen. Zij weigerden, want, zeiden zij, in dat kamp worden mensen die betrekkelijk weinig gedaan hebben soms geslagen en gemarteld tot de dood er op volgt. Dat is niet in verhouding tot hun vergrijp. Jullie moeten eerst maar dat regime verbeteren, anders veroordelen wij niet! Ik weet niet hoe het met die rechters is afgelopen. Wel weet ik dat het regime in dat kamp verzacht is. De Duitsers hadden soms ontzag voor mensen die vanuit hoge positie spraken met gezag. En daarom heeft mijn vader de opsluiting, wegens samenscholing met zijn eerste catechisanten in Hardenberg, in dat kamp kunnen overleven, eind 1944. Overigens is hij na twee maanden ontsnapt. En zo kan ik hier zijn om dat te vertellen. Dankzij die twee moedige rechters in Leeuwarden.

Gewone verhalen van gewone mensen die de moed hadden om nee te zeggen. Het was heel eervol van de koning dat hij een kamp overlevende, Jules Schelvis, aanhaalde. Het was ook heel warm van hem om ons allen deelgenoot te maken van zijn twijfels omtrent het gedrag van zijn overgrootmoeder. Heeft ze wel genoeg gedaan? Zoals ons aller vraag steeds zal zijn: Heb ik wel genoeg gedaan? Doe ik vandaag wel genoeg?
Gewone verhalen van gewone mensen met al hun zorgen en al hun weifelmoedigheid, ook moedige mensen, bij wiens verhalen je zomaar ineens vol kunt schieten. Laten we dankbaar zijn jegens hen die ons voorgaan in herderlijke zorg. Want zij maken de wereld tot een betere plek.
Dank u wel.

Dat het maar al te waar moge zijn. Amen.

De zuiverheid

Wellicht een voorgeboortelijk fenomeen
heimwee naar iets dat nooit bestond
maar toch zijn sporen in je achterliet nog
voor je kind werd: een blik vol onvervuld verlangen

Overal probeerde je die te vangen omdat het kind
dat in jou huisde ooit was zoekgeraakt
steeds weer meende je hem te vinden
in wimperomkranste ogen die het verbergen
van schoonheid juist daarom niet konden keren.

Elke jongen groeide uit tot man en liet jou
steeds opnieuw met lege handen achter
vol van een onuitgesproken hang naar zuiverheid
die je verborg in wild gedans; ‘met iets
dat het beste door lachen gered werd’.

Bernlef

Tags: ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top