Viering voor thuis – Lucht is leven

We willen lucht, we willen leven, we willen ruimte om er te mogen zijn. Geef die ruimte dan ook aan elkaar, zo leest ds. Aries van Meeteren in de gouden regel. Luister hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 26

Welkom bij deze online-viering van de Kerk met de Beelden. We proberen via internet met elkaar verbonden te blijven, ook al komen we niet samen. En we hopen op verbinding met het Licht waarin wij staan. Als teken daarvan wil ik nu eerst een kaars aansteken.

Foto: Pexels

Goede adem raak ons aan
uit jouw ver en vreemd bestaan
met een straaltje van jouw licht.
Adem die ons rustig maakt
in de hitte en de haat
buig ons naar jouw vrede om.

(Uit: Veni sancte spiritus, Michaël Steehouder)

Lieve mensen,

Zwemmen is niet helemaal mijn ding. Dat is het eigenlijk nooit geweest. Ik heb als kind anderhalf jaar over mijn A-diploma gedaan. Dat verraadt al weinig talent. En het abonnement op buitenbad de Lockhorst, dat ik niet lang daarna kreeg, bleef praktisch ongebruikt. Nee, ik floreer op het droge, zal ik maar zeggen.

Dus wat mij ooit bezielde om tijdens een jongerenreis op Corsica mee te doen aan een duikcursus van een middag, weet ik nog niet. Het duikpak was zwaar, de duikbril benauwend en het inademen van ingeblikte lucht door een slang voelde tegennatuurlijk. Eenmaal onder water raakte ik overweldigd door de watermassa’s. Van schrik haalde ik adem door mijn neus. Dat ging niet, waarna er een blinde paniek door mijn lijf trok. Ik kreeg geen lucht.

Foto: Pixabay

De duikinstructeurs hadden me in een mum van tijd weer boven water. Maar toch. Die seconden onder het wateroppervlak leken wel uren. Ik dacht dat ik gek werd. De eerste ademteug boven water was een bevrijding zoals ik nog zelden had ervaren. Ik had weer lucht.

Lucht is van levensbelang. Uiteraard letterlijk. Na gemiddeld 30 tot 60 seconden zonder zuurstof verliezen we ons bewustzijn. Hoewel er ook geoefende duikers zijn die 5 minuten onder water kunnen blijven zonder te ademen.

Deze week een maand geleden verloor George Floyd het leven nadat hij geen lucht meer kreeg. Een witte agent had zijn knie zo op de nek van de zwarte Amerikaan gedrukt dat hij langzaam stikte. De knie bleef daar, ondanks zeker 16 smeekbedes van Floyd. Please, I can’t breathe. En de knie bleef er nog bijna 3 minuten nadat Floyd buiten bewustzijn was geraakt.

Muurschildering in Berlijn (foto: Singlespeedfahrer (Wikipedia))

‘I can’t breathe’ of de variant ‘we can’t breathe’ is sindsdien de slogan van protesten wereldwijd tegen racisme. Racisme is ten diepste het ontkennen van iemands recht op lucht. Lucht is leven. Lucht is ruimte, bewegingsvrijheid, erkenning. Die lucht systematisch geweigerd worden, is fnuikend. Fnuikend voor mensen als individu, maar zeker ook als samenleving.

We lezen Mattheüs 7, vers 1 tot en met 12

Oordeel niet, opdat er niet over jullie geoordeeld wordt. Want op grond van het oordeel dat je velt, zal er over je geoordeeld worden, en met de maat waarmee je meet, zal jou de maat genomen worden. Waarom kijk je naar de splinter in het oog van je broeder of zuster, terwijl je de balk in je eigen oog niet opmerkt? Hoe kun je tegen hen zeggen: “Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,” zolang je nog een balk in je eigen oog hebt? Huichelaar, verwijder eerst de balk uit je eigen oog, pas dan zul je scherp genoeg zien om de splinter uit het oog van je broeder of zuster te verwijderen.
Geef wat heilig is niet aan de honden en gooi je parels niet voor de zwijnen; die zouden ze maar met hun poten vertrappen, zich omkeren en jullie verscheuren.
Vraag en er zal je gegeven worden, zoek en je zult vinden, klop en er zal voor je worden opengedaan. Want ieder die vraagt ontvangt, en wie zoekt vindt, en voor wie klopt zal worden opengedaan. Is er iemand onder jullie die zijn kind, als het om een brood vraagt, een steen zou geven? Of een slang, als het om een vis vraagt? Als jullie dus, ook al zijn jullie slecht, je kinderen al goede gaven schenken, hoeveel te meer zal jullie Vader in de hemel dan het goede geven aan wie hem daarom vragen.
Behandel anderen dus steeds zoals je zou willen dat ze jullie behandelen. Dat is het hart van de Wet en de Profeten.

Nieuwe Bijbelvertaling

Ik lees een deel van ‘Een boetepsalm’ (naar Psalm 37) van Hein Stufkens:

Kijk een oprecht mens in zijn hart,
wie ziet dan louter goedheid en licht?
Wie de bozen vervloekt
roept over zichzelf het oordeel.
Wie de ander beticht,
durft hij naakt in de spiegel zichzelf te zien?
Stel: op een morgen wordt al wat verborgen was openbaar,
elke van mijn geheime gedachten en daden blootgelegd.
Wie zegt dan nog: ‘In mij is geen kwaad,
gelukkig ben ik niet als de anderen?’

Hein Stufkens, Geef het licht eens door, p. 12

Lieve mensen,

De afgelopen twee weken hadden Anoeska en ik vrij. Heerlijk. Even loskomen van het werk, even niet meer bovenop het nieuws. Maar de nasleep van de dood van de Amerikaan George Floyd heb ik wel gevolgd. Hoe kon het ook anders. De wereldwijde Black Lives Matter-protesten domineerden de media. En nog. Ze verdrongen ‘zelfs’ even het toenemende onbegrip over de coronamaatregelen van de eerste plaats.

Ik moet zeggen dat wat ik las me enorm heeft aangegrepen. Het heeft me nog eens laten zien in wat voor witte bubbel ik eigenlijk leef. In Bleskensgraaf, waar ik ben opgegroeid, had je destijds twee zwarte kinderen. Die waren geadopteerd. In de kerk schoven op een gegeven moment enkele asielzoekers aan, voor wie de predikant dan de Schriftlezingen in het Engels opgaf, zodat ze in hun eigen Bijbel konden meelezen. Een enkeling mopperde, want mos dat nou, al dat Engels. Mijn middelbare school was wit, de faculteit waar ik studeerde was wit, de redactie van Rijnmond, waar ik werk, is hoofdzakelijk wit en ja, ook de vrijzinnige gemeenschap in ons land is behoorlijk wit.

Dus wat kan ik er nou helemaal over zeggen? Wat weet ik van discriminatie en racisme? Alleen dat het gebeurt. En ik ben er heel lang beschamend blind voor geweest.

Ik dacht altijd dat het hier geen Amerika is. En inderdaad, alles is relatief. Maar in de weken na de dood van George Floyd kwamen ook in ons land de verhalen los. Ik las ze met verbijstering. Verbijstering over de bizarre vormen van discriminatie die ik las, maar zeker ook verbijstering over mijn eigen argeloosheid.

Foto: Santeri Viinamäki (Wikipedia)

Ik las over een vrouw die ooit tijdens haar opleiding fysiotherapie het enige zwarte meisje was en van een docent hoorde: ‘Je moet de klachten van zwarte mensen niet serieus nemen, zij overdrijven.’ “Dat zal ik nooit vergeten”, zegt de vrouw in een interview met een krant.

Een andere vrouw zegt dat het schering en inslag is dat mensen haar kroeshaar willen aanraken. “Hoe vaak was jij het eigenlijk?”, is een vraag die ze dan krijgt. Of over haar kinderen: “O, zijn jouw kinderen allebei van dezelfde vader?”

Of de verzuchting van een vrouw als een journalist aan haar vraagt hoe ze dan merkt dat ze wordt gediscrimineerd: “Welke van de vijfduizend dingen moet ik noemen? Dat ik een winkel inloop en gevolgd word door medewerkers, zo dichtbij dat het opvalt. Het irriteert me. Soms ben ik boos, soms verdrietig, soms raak ik teleurgesteld.”

Wat me in de verhalen vooral raakt is het structurele karakter. Het gebeurt steeds weer, zeggen alle ervaringsdeskundigen. Systemisch wordt het dan genoemd. Dat werkt verstikkend. Mensen krijgen geen lucht, geen ruimte, kunnen niet zijn wie ze zijn. Dat is betonrot in de bodem onder iemands bestaan en in het fundament van onze hele samenleving.

Foto: Piqsels

Zo ga je niet met elkaar om, lees ik ook in de Bergrede, dat programma van Jezus waarin Hij zijn kijk geeft op de ideale samenleving. Een samenleving waarin we ons geen zorgen zouden moeten hoeven maken over ons leven. Een samenleving waarin we de ander in zijn of haar waarde laten. Waarin we niet oordelen op grond van al te snelle intuïties, groepsindoctrinatie en redeloze angst voor mensen met andere huidskleuren. Een samenleving waarin iedereen er toe doet.

Het stuk dat we hebben gelezen mondt uit in wat wel wordt genoemd de gouden regel, die het christendom gemeen heeft met heel veel godsdiensten: ‘Behandel de mensen in alles zoals je wilt dat ze jullie behandelen.’ De gouden regel kun je zien als een soort upgrade van de zilveren regel die hetzelfde zegt met het woord ‘niet’ erin. Die regel kennen we vooral van het rijmpje van Bredero uit 1613: ‘Dat ghy niet wilt dat u gheschiet, en doet sulcks an een ander niet.’

Slot van de ‘Klucht van de Meulenaer’ van Bredero (1613)

Er zit volgens sommigen een gradueel verschil tussen de twee regels. Maar in feite veronderstellen ze elkaar. We komen ze beide al tegen in een Babylonische spreukenverzameling uit 700 v.C.: “Zoon, wat in jouw ogen niet goed is, doe dat je medemensen niet aan. Wat jij wilt dat jou de mensen altijd doen, doe dat bij allen.”

De zilveren en gouden regel leggen een zeker fundament onder de samenleving: zó willen we met elkaar omgaan. Ze zijn een correctie op wat wel de bronzen regel heet: doe anderen aan wat zij jou aandoen. Dat kan betekenen: oog om oog, tand om tand, maar ook: wie goed doet, goed ontmoet. In negatieve vorm kan die bronzen regel leiden tot een spiraal van geweld, tot vetes die samenlevingen uiteen scheuren en groepen tegenover elkaar opzetten.

Nu vergt de gouden regel best veel van ons. Jezus komt niet met protocollen, noodverordeningen of wetten waarin precies staat wat we moeten doen. Hij nodigt ons uit om zelf te denken. Om langzaam te denken en ons werkelijk te verplaatsen in een ander. En niet te oordelen, ons niet blind te staren op de splinter van een ander zodat deze in onze eigen ogen uitgroeit tot een balk. Om mensen niet voor honden en zwijnen uit te maken, omdat we ze dan misschien wel zodanig tergen dat ze achter ons aankomen en ons verscheuren. ‘Behandel de mensen in alles zoals je wilt dat ze jullie behandelen.’

Domenico Fetti, The Parable of the Mote and the Beam (Metropolitan Museum of Art)

De gouden regel is een uitnodiging om ons steeds te bedenken wat we zelf fijn zouden vinden dat anderen doen. En als we eerlijk zijn, dan willen we erkend, geliefd, gerespecteerd worden. En het liefst nog een beetje meer dan dat. We hopen eigenlijk dat anderen het nog iets beter doen dan wij zelf. Wij hopen dat anderen wél altijd aan ons denken en met onze gevoeligheden rekening houden. Dat anderen ons wél na een half woord begrijpen. We hopen dat anderen wél onze fouten snel vergeten en onze goede dingen nadragen en niet andersom.

Wij willen lucht. We willen leven, ruimte. We willen er mogen zijn. Om wie we zijn. En dat willen anderen ook. We zijn allemaal leven dat leven wil, te midden van leven dat leven wil, zoals Albert Schweitzer ooit noteerde op een rivier in Afrika. En om van dat leven te midden van ander leven geen survival of the fittest te maken, is er de gouden regel. De uitnodiging om de ander in liefde te zien zoals die is: een mens zoals wijzelf. Een mens met evenveel recht op lucht. Op adem, op geest, op leven. “Dat is het hart van de Wet en de Profeten”, zegt Jezus.

Amen

Laten we bidden:

Trouwe God,
Een ander behandelen
zoals we zelf behandeld willen worden.
Ja, zo zou het moeten.
Als ons dat toch eens zou lukken!
Maar het vergt nogal wat.
Langzamer denken,
een werkelijk inleven in de ander.
Een denken voorbij hokjes,
voorbij angst,
voorbij racisme.
Help ons daarbij,
want het gaat ons zo slecht af
met die balk in onze ogen.
We denken aan al die mensen
die we maar niet willen meetellen,
aan al die mensen
die keer op keer, dag na dag,
moeten opboksen
tegen onze vastgeroeste vooroordelen,
onze onwetendheid.
Laat ons ruimer denken,
zo vragen wij U.
Amen

Tot zover deze online-viering. Fijn dat u hebt geluisterd. Graag sluit ik af met een Remonstrantse zegenbede

Laat u dragen door Gods liefde
die ons raakt, die in ons is.
Deel ervan uit, met gulle hand,
en zegen zo elkaar.
De zegenende liefde van de Eeuwige is met ons allen.
Laten wij dan een zegen zijn voor allen
in de naam van de Eeuwige
die ons alle dagen en nachten nabij is.
Amen

Uit: ‘Ons leven vieren’, p. 191

Aries van Meeteren

Tags: , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top