Viering voor thuis – Lokroep van het mogelijke

De Apocalyps of Openbaring van Johannes is een nogal moeilijke tekst. In veel kerken blijft het indringende boek mede daarom vaak dicht. En daar valt veel voor te zeggen. Maar dan sluiten we ons ook af voor een boodschap van hoop die ook in het boek zit, zegt ds. Aries van Meeteren. Luister hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 19

Van harte welkom in deze viering voor thuis. Fijn dat u luistert. Vandaag pakken we er een moeilijk Bijbelboek bij, de Openbaring van Johannes. Een boek vol afstotende en fascinerende droombeelden. En met een slot waarmee wij heel misschien nog iets kunnen. Als we het boek nemen voor wat het wil zijn: een ontsluierende droom van wat nu al mogelijk zou kunnen zijn. Laten we, voor we verder gaan, stil worden.

Foto: Pixabay

Het geslotene, gebondene, alles gaat open.
de straten, gezichten, de namen der dingen,
de stenen zelfs zingen.

Alles loopt anders, gedachten, de tijd,
mijn zinnen, de liefste.
Alles is geboorte, krijgt gestalte,
wordt zienderogen.

lk leefde te hoog, sprak boven mijn macht,
droeg aarde naar hemel.

Hij is zo voorhanden, Hij opent de graven,
brengt de hemel op aarde.

Hans Bouma

Lieve mensen,

De kabinetsformatie, als-ie ooit echt van de grond komt, kan wel eens lang gaan duren. Dat is niet zo gek. Want er is dan ook nog al wat aan de hand. Steeds meer organisaties en groeperingen laten met het oog op de formatie alvast weten wat zij vinden dat het nieuwe kabinet – hoe dat er ook uit komt te zien – als eerste moet oppakken. Zo willen bouwbedrijven veel meer bouwprojecten, gemeenten meer geld voor sociale taken, milieuorganisaties meer vergroening, zorgpersoneel meer salaris, docenten trouwens ook. En er moet meer geld naar ICT, want anders missen we de boot. De lijst is lang.

Als je alle noodkreten op je in laat werken zitten we naast een coronacrisis met een huizencrisis, een duurzaamheidscrisis en een crisis in de bijstand, de zorg en het onderwijs. En dan vragen ook het klimaat, de democratie, de rechtsstaat, de EU, de verhoudingen met Rusland en China en de opvang van immigranten ook nog om aandacht. Om maar een paar dingen te noemen. En ergens heeft alles met alles te maken. Het is een polycrisis, lees ik ook wel, die voortkomt uit gemakzuchtige keuzes voor de korte termijn boven de lange termijn.

Sommigen, zo valt me op Facebook op, zien zelfs een heuse apocalyps naderen. Ze doelen dan op de ondergang van de wereld. Het einde der tijden. Er zijn inmiddels aardig wat mensen die met dat soort doemscenario’s furore maken. De coronacrisis, een ‘plandemie’ volgens hen, is het begin van het einde. En sommigen verwijzen daarbij naar het boek Openbaring. Wee ons!

Afbeelding: Pixabay

Tja, ik word daar altijd wat ongemakkelijk van. Alsof Johannes van Patmos, de schrijver van Openbaring, echt al had voorzien wat er vandaag in 2021 allemaal te gebeuren staat… U hoort het al, ik geloof er niets van. Maar ik geef toe dat er kort nadat Openbaring was geschreven er al mensen waren die erin meenden te kunnen lezen dat het einde der tijden elk moment kon plaats vinden. Maar volgens mij hebben we nu meer aan een andere lezing van het boek.

Apocalyps heeft naast ‘profetie over de ondergang van de wereld’ nog een betekenis. Oorspronkelijk verwijst het woord naar het wegnemen van de sluier van een bruid. Het staat letterlijk voor ontsluiering. Ontsluiting, zo u wilt. Als we het woord zo opvatten, benadrukken we in plaats van het einde juist een nieuw begin. Een opening. Wat gebeurt er als we er zo naar kijken?

Als eerste lezen we een verhaal van Toon Tellegen:

Op een ochtend zag alles er anders uit. De eekhoorn keek uit zijn raam en zag dat de lucht groen was. Hij wreef zijn ogen uit, keek opnieuw, maar de lucht was groen, en de boom tegenover zijn huis was wit en glinsterde alsof hij van glas was.
De eekhoorn kleedde zich snel aan, waarbij hij merkte dat hij zes voeten had, in plaats van twee, en maar een heel klein staartje. Hij liet zich uit de beuk naar beneden zakken en rende naar de mier.
‘Mier. Mier!’ riep hij.
‘Ja.’ hoorde hij achter de deur. Het was een donkere stem die daar sprak en toen de deur openging stond daar de mier met twee slurven in plaats van lippen, en slechts één oog, iets opzij van het midden onder zijn kin. Zijn neus was geel, maar verder was hij roze met hier en daar een vuurrode vlek.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ vroeg de eekhoorn.
De mier haalde zijn schouders op, waarbij zijn ene schouder tot aan het plafond kwam, en de andere nauwelijks bewoog.
‘Ik weet het niet,’ zei hij met dezelfde lage stem. ‘Laten we gaan kijken,’ zei de eekhoorn.
Zij gingen naar buiten en troffen alles anders aan dan anders. Het mos was geel, het bospad liep recht omhoog en eindigde in een wolk die rood was en naar hooi rook. De rivier stroomde naast zijn bedding en de karper had dunne rode benen waarmee hij over de oever waadde.
‘Wie zou dit op zijn geweten hebben?’, vroeg de eekhoorn.
Zij gingen iedereen na die zij kenden, stonden enige tijd stil bij de hagedis en de kolibrie, verwierpen de spin, sloten de tor uit en wisten uiteindelijk niemand te bedenken.
Tegen de middag kreeg de mier trek in boomwortel, waar hij nooit van had gehouden. Omdat enkele bomen op hun kop stonden, kon hij meteen beginnen. De eekhoorn nam een hap en dacht aan dingen waar hij nooit aan dacht: veters, knoesten, geknakte veren.
Zij kwamen veel dieren tegen die middag. Iedereen zag er anders uit, maar niet onherkenbaar. Zelfs de olifant met stekels, kleine roze oren, een snavel en honderd korte benen, was de olifant, ook al zong hij een weemoedig lied en dreef hij op zijn rug in het water.
Tegen de avond was iedereen al gewend aan de veranderingen. De mier legde zijn slurven rond een wilgenwortel en kauwde luidruchtig, en de eekhoorn vertelde over een wandeling onder de zee door, die hij nooit had gemaakt.
De maan verscheen boven het bos, blauw en langwerpig, en de hele hemel glinsterde, behalve de sterren die als zwarte vlekjes in de lucht hingen.
Die nacht droomde iedereen de vreemdste dingen. De eekhoorn droomde dat hij twee voeten had en een enorme staart en dat hij behaaglijk achteroverleunde en op een beukennoot knabbelde, terwijl de mier droomde dat hij aan een suikersoes likte en het nog lekker vond ook. Het stekelbaarsje droomde dat hij kon zwemmen. Wat leuk! droomde hij, Ik kan zwemmen! ‘Stil!’ zei de mol die naast hem lag in de top van de populier. Hij droomde dat hij gangen groef onder de grond. Misschien ben ik wel op weg naar iets lekkers! droomde hij verbaasd.

Toon Tellegen (uit: Misschien wisten zij alles p. 196)

We lezen Openbaring 22, vers 1 tot en met 5

Hij, dat is een van de zeven engelen met de offerschalen, liet mij, Johannes, een rivier zien met water dat leven geeft. De rivier was helder als kristal en ontsprong aan de troon van God en van het lam. In het midden van het plein van de stad en aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf vruchten gaf, elke maand zijn eigen vrucht. De bladeren van de boom brachten de volken genezing. Er zal niets meer zijn waarop nog een vloek rust. De troon van God en van het lam zal daar in de stad staan. Zijn dienaren zullen hem vereren en hem met eigen ogen zien, en zijn naam staat op hun voorhoofd. Het zal er geen nacht meer zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet nodig, want God, de Heer, zal hun licht zijn. En zij zullen als koningen heersen tot in eeuwigheid.

Nieuwe Bijbelvertaling (c)

Lieve mensen,

Poeh, Openbaring. Wat een vreemd boek is dat toch. Heeft u het wel eens gelezen? Helemáál bedoel ik dan, van de raadselachtige eerste verzen tot het overrompelende slot? Wie een beetje doorleest, kan het in een uur uit hebben. Maar af en toe een adempauze is wel verstandig.

Ik kan me voorstellen dat Openbaring ooit een verpletterende indruk heeft gemaakt toen het voor het eerst werd voorgelezen in de geloofsgemeenschappen in Klein-Azië, voor wie het boek was bedoeld. En dan hadden die nog wel het voordeel dat ze de beelden vrijwel meteen konden begrijpen. Tenminste, dat is het vermoeden. Wij kunnen er zelf in ieder geval alleen maar een slag naar slaan.

Willibrordvertaling 1995 (c)

Wat is het eigenlijk voor een boek? Johannes, de schrijver, noemt het zelf een profetie. Maar wie zijn ‘openbaring’ naast oude vertrouwde profetieën uit het Oude Testament legt, ziet dat vorm en taal behoorlijk verschillen. De boeken van pak ‘m beet Jesaja en Jeremia zijn bijvoorbeeld stukken concreter dan de eigenaardige tekst van Johannes. Op zich logisch, want er was heel wat veranderd in de tussenliggende tijd.

Onder invloed van onder meer Perzische voorstellingen over goed en kwaad zeiden joodse zieners in de periode tussen het Oude en Nieuwe Testament dat God er een tegenstander van formaat bij had gekregen, namelijk de duivel. Die kwam toen dus pas om de hoek kijken. Inderdaad komen we hem in het Oude Testament nog nauwelijks tegen. En beide machten, God en Satan, zouden voortdurend met elkaar in oorlog zijn. Die hemelse strijd zou verklaren wat er allemaal aan ellende plaatsvond in Israël. En leed was er volop: het land was nog altijd bezet, eerst door de nazaten van Alexander de Grote, later door de Romeinen.

Viktor Vasnetsov, de vier ruiters van de Apocalyps

De nieuwe Perzische beeldtaal leidde tot het ontstaan van een nieuw soort boek: een apocalyps of onthulling wat je zou kunnen omschrijven als een mix van profetie en visioenen van kosmische proporties. We komen er angstaanjagende beelden in tegen van vreemde wezens en straten vol bloed. Nu zijn er aanwijzingen dat de schrijvers zulke droombeelden niet zozeer aan hun schrijftafel bedachten, maar met de nodige middelen achter de kiezen, zal ik maar zeggen. Johannes misschien ook wel.

Alle reden dus om apocalypsen, zoals Openbaring, omzichtig te benaderen. Het zijn in droombeelden vervatte commentaren op de toenmalige actualiteit. Scherpe commentaren vaak ook. De kerk moest er weinig van hebben. Maar individuele predikers gingen er wel mee aan de haal. Zeker in de middeleeuwen, toen de tijden minstens zo bar waren als in de tijd kort voor en na het jaar nul. Steeds opnieuw zou het einde nabij zijn. Tja.

Michelangelo, Sistine Chapel, The Last Judgement

Als kind was ik behoorlijk bang van al die visioenen over het einde, mede dankzij docenten op de Lagere School die ‘Kom heer Jezus’ baden, terwijl ik alleen maar dacht: ‘Neeee!’ Of dankzij boekjes waarin hardop werd gedroomd van een grote ‘kladderadatsch’. Alles zou naar de Filistijnen gaan en dan zou er iets totaal nieuws komen.

Het heeft ergens wel iets utopisch en, eerlijk is eerlijk, dat aspect heeft de Apocalyps van Johannes ook. Aan het eind van het boek is sprake van de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, nadat we eerst hoofdstukken lang zijn ondergedompeld in een orgie van geweld. Maar is dat allemaal echt bedoeld als een blauwdruk voor de geschiedenis? Ik geloof er niets van. Volgens mij lezen we Openbaring dan op een verkeerde manier. Het boek wil uiteindelijk geen doem verkondigen. En al helemaal geen afschrikwekkend wereldeinde.

Ik denk dat Johannes zelfs het doel had om iets troostends te zeggen tegen de mensen van zijn eigen tijd. Hij voorspelde de loop van de geschiedenis niet, maar hij gaf er, zoals gezegd, commentaar op. En dat deed hij in een voor ons wat warrige mix van droombeelden. Voor een deel klinken die bekend omdat we ze eerder tegenkwamen in Jesaja, Ezechiël, Daniël en andere profetenboeken. Laten we er eens nader naar gaan kijken.

Nicolas Poussin, Landscape with Saint John on Patmos (CC)

Wat we lezen in Openbaring vormt geen chronologisch verhaal. Wat er allemaal aan verschrikkelijks is opgeschreven, gebeurt niet na elkaar als een cryptisch tijdpad waarlangs we historische gebeurtenissen zouden kunnen leggen. Wie het hele boek leest kan zien dat steeds dezelfde patronen terugkeren. Als in ritmische spiralen. Wat dat betreft lijkt het boek wel een beetje op een postmoderne roman.

Telkens stuiten we op dezelfde afstotende en fascinerende beelden, maar dan in andere woorden die er steeds een schepje bovenop doen. Er zijn brieven aan zeven plaatselijke gemeenten, er worden zeven zegels van een boekrol verbroken, er klinken zeven bazuinen en zeven donderslagen, er zijn zeven tekenen en er worden zeven offerschalen uitgegoten. Telkens met rampen als gevolg die weliswaar indringender worden, maar toch verband houden met elkaar. Alles is verbonden.

A spiral staircase at the Vatican museum (Zero One, Flickr)

Steeds beschrijft Johannes, zoals hij het zelf zegt, wat er is geweest, wat er nu is en wat hierna zal gebeuren. Zoals Israël ooit zuchtte onder de slavernij in Egypte en de ballingschap in Babel, zo leeft nu, dat wil zeggen in Johannes’ tijd, de kerk in onderdrukking. En zoals er toen een einde aan alle ellende kwam, zo zal dat opnieuw gebeuren, is de overtuiging van Johannes.

Maar als de schrijver van Openbaring met al die onderling verknoopte beelden vooral zijn eigen tijd wil duiden, wat moeten wij er dan nog mee? Goede vraag. Er zijn er genoeg die zeggen: helemaal niets. Zeker in vrijzinnige kerken blijft het bizarre boek vaak dicht. En toch. Juist omdat Johannes vooral in raadselachtig klinkende droomtaal spreekt, valt er in elke tijd wel iets van betekenis uit te halen. Steeds wanneer crisis dreigt en de tijden zwaar zijn, herkennen mensen iets in de beeldenkermis van Openbaring. En omdat tijden veranderen ontdekken ze steeds iets anders.

Misschien kunnen wij vandaag de dag, denk ik met alle slagen om de arm die maar denkbaar zijn, wel iets met de hoop die Johannes volgens mij vooral wil bieden. Als we zijn taal tenminste eerst verstaanbaar maken. Als we het boek ‘droomlezen’, zoals een Amerikaanse theoloog zegt. Want nogmaals, er staan slechts beelden in het boek, geen feiten.

Apocalypse 38. A new heaven and new earth. Revelation cap 21. Mortier’s Bible. Phillip Medhurst Collection

En daarom heb ik het slot gelezen. Dat maakt deel uit van een groter geheel, waarin het nieuwe Jeruzalem neerdaalt uit de hemel. De stad is zo mooi dat ze lijkt op een bruid. Een bruid die Johannes voor ons heeft willen ontsluieren. Alsof hij wilde zeggen: wat er ook aan chaos en ellende gebeurt, op een zeker moment kan dat allemaal een wending nemen. En wat voor wending. Laten we eens gaan kijken.

Er is van alles aan de hand met de stad zoals Johannes haar beschrijft. Niet alleen haar vierkante maten zijn bijzonder, ook de overdreven blingbling waarmee ze is versierd. Je mond zakt ervan open. Maar het meest opmerkelijke vind ik juist dat wat nauwelijks opvalt tussen de dromen vol licht en protserigheid. Namelijk dat de aarde helemaal niet is verdwenen, ook al wordt dat wel gesuggereerd met de uitdrukking: een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.

De aarde is er gewoon nog. Die is blijven doordraaien. En haar bewoners zijn er ook nog. En er zijn kennelijk wonderbaarlijke boombladeren nodig om de mensen te helen. Als ik dat voeg bij het zinnetje dat God alle tranen zal drogen – die kennelijk ook in het nieuwe Jeruzalem blijven opwellen – wat zegt dat over het laatste beeld dat Johannes ons meegeeft?

Dürer, Die heimliche Offenbarung Johannis (Gutenberg-Museum)

De Duitse kunstenaar Alfred Dürer heeft in 1498 een schets gemaakt van het nieuwe Jeruzalem. En wat hij tekende was, gek genoeg, een typisch Duitse, middeleeuwse vesting. Een heel gewoon stadje dus. Met muren, straten en poorten. Met een riviertje en tal van bomen in blad. Een heel herkenbare stad. Eentje die er misschien nu al zou kunnen zijn. En daarmee sloeg Dürer wat mij betreft de spijker op zijn kop.

Het nieuwe Jeruzalem dat Johannes voor zich ziet is geen totale breuk met het verleden. Het is een mogelijkheid, een kans, een opening naar een nieuwe start. Maar niet zonder het oude. Er zijn in de gepimpte versie van de stad zelfs gewoon magistraten, bestuurders. Hoezeer God er ook bereikbaar is voor iedereen, Hij regeert kennelijk de boel niet. Hij neemt ons de beslissingen helemaal niet uit handen. Eigenlijk heel gewoon allemaal.

En, en dat is wat mij betreft het allermooiste, er staat een boom langs het water. Aan beide oevers zelfs. De boom des levens. Een onmiskenbare knipoog naar Genesis, naar het Paradijs. Is het Paradijs dan op aarde weergekeerd? Ik denk het niet. Ik zie in de boom hoe uit de diepte van allerlei ellende, het leven kan herrijzen als een vogel uit de as. Het leven gaat door.

Afbeelding Pixabay

En dat vind ik een eigenlijk wel een troostrijk beeld, ook voor ons. Het is geen voorspelling en al helemaal geen zekerheid. Ik geloof niet in ‘Stil maar wacht maar, alles wordt nieuw’, hoezeer het boek Openbaring ook de indruk wekt dat alles zich als vanzelf voltrekt.

Het zijn altijd mensen die beslissingen nemen, die keuzes maken en handelen. Wat Openbaring laat zien is dat mensen rampen over zich af kunnen roepen, maar ook dat ze opnieuw kunnen beginnen. Dat ze nieuwe keuzes kunnen maken, gericht op het goede, aangesproken door de lokroep van het mogelijke, zoals ik iemand zo mooi het woord ‘God’ heb horen omschrijven. Dat kun je je heel kosmisch voorstellen, zoals Johannes in zijn Apocalyps. Maar ik zie het als het grijpen van kansen om van de wereld een goede plaats voor allen proberen te maken. Kansen grijpen waar ze zich voordoen. Omdat je ze ziet, omdat ze je roepen.

Daalt dan de hemel op aarde? Tja, dat is uiteindelijk ook maar een beeld. Het nieuwe Jeruzalem is, als we goed kijken, eigenlijk een heel gewone stad. Een stad die er al zou kunnen zijn. Het is wel een droomstad. Een blinkende belofte. Geen zekerheid. Een droom waarnaar we ons zouden kunnen proberen te richten. Ook vandaag, geïnspireerd door de lokroep van het mogelijke.

Moge het zo zijn,
Amen

Ik lees een lied van Mar van der Velden

Zeg nooit: Onze wereld is gebroken
en de mens tot vrijheid niet in staat.
Zeg nooit: Niemand kan op vrede hopen,
alles gaat nu eenmaal als het gaat.

Zeg nooit dat de zeeën veel te hoog zijn,
dat een mens niet zonder bedding kan.
Zeg nooit dat woestijnen veel te droog zijn,
dat een volk daar eenmaal weer verzandt.

Zeg nooit: God is zijn verbond vergeten.
er is niemand hier, die ons bevrijdt.
Zeg nooit: Van een droom kan ik niet eten.
Zeg nooit: Wie niet werkt, verknoeit zijn tijd.

Zeg nooit dat het vreselijke lijden
toch het noodlot is van ons bestaan.
Zeg nooit: Stil maar, wacht op beet’re tijden.
Zeg nooit: Niemand kan de dood weerstaan.

Mar van der Velden

Eindig ik met een zegenbede van Michael Steehouder

Goed te zorgen voor elkaar,
zo verbonden als wij zijn.
Mag dat woord zijn nagesproken,
doorgegeven ongebroken,
woord dat ons op handen draagt,
mag het waar zijn nog vandaag!

Michael Steehouder

Amen

Aries van Meeteren

Wilt u reageren? Stuur een mailtje!

    Tags: , , , , , ,

    Related posts

    Comments are currently closed.

    Top