Viering voor thuis – Ik ben van dit allemaal

Eva Meijer schreef een tot nadenken stemmend essay voor de Maand van de Filosofie. Ze roept op tot een nieuw wij, een andere manier van denken over de verhouding met alles wat leeft op aarde. Ds. Aries van Meeteren legt haar verhaal langs de lat van de Bergrede. Luister hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player.

Online-viering Kerk met de Beelden, week 17

Van harte welkom bij een nieuwe viering voor thuis. Een viering waarin ik wil cirkelen rond een andere kijk op het leven op onze planeet. Een ruimere kijk, die Albert Schweitzer ooit ‘ontzag voor het leven’ noemde. Geen eenvoudig thema, wel een dat mij na aan het hart ligt. Want het gaat over een houdbare toekomst en hoe we daarover hoopvol kunnen blijven, misschien wel tegen de schijn in. Laten we, voor we verder gaan, stil worden en ons focussen.

In het midden van het lichaam staat het leven stil;
daar beweegt niets; misschien een grashalm,
een weinig muziek, een paar wolken.

Daar woont ook de kleine god van het geduld.
Hij knielt en kijkt over de aarde;
hij zit met gevouwen benen
en volgt een paar vogels die verdwijnen in de verte.

Hij zegt niets wat de mensen kan schaden
of de vogels. Alles is eender,
denkt hij, voor zover hij denkt

Hans Andreus

Beste mensen,

Anoeska en ik zijn laatst twee weken vrij geweest. Heerlijk! We hebben wat klusjes gedaan die steeds maar waren blijven liggen. En we hebben eindelijk, na meer dan een jaar, weer eens rondgesnuffeld in een boekhandel. We waren daar keurig op afspraak, voor een tijdslot van een half uur. Maar omdat zich die ochtend geen andere mensen hadden aangemeld, mochten we zo lang blijven als we wilden.

Het was halverwege april, de maand van de filosofie, en er lag een stapel van het bijbehorende essay van Eva Meijer met de titel ‘Vuurduin’. En voor 4,95 euro kon ik het natuurlijk niet laten liggen. Ik moet zeggen, het is een tot nadenken stemmend boekje. Het begint al met het thema van de filosofiemaand: ‘De natuur was hier’. Huh? Was? Die is er toch gewoon? Maar na het lezen van het essay ben ik daar niet meer zo zeker van.

Uitgeverij Lemniscaat B.V. (c)

Vuurduin is de naam van de vuurtoren van Vlieland, het eiland dat een belangrijke rol speelt in het boekje van Meijer. Ze beschrijft hoezeer de wadden als leefwereld van tal van dieren onder druk zijn komen te staan. Er zijn steeds minder vogels, de vissen hebben het zwaar en de wadden slijten af, wat nog minder goeds betekent voor het leven dat ervan afhankelijk is.

Het boekje is niet alleen vernoemd naar een vuurtoren, het wil zelf een soort vuurtoren zijn. Meijer gaat erin op zoek naar dat wat verdwijnt. En naar wat we er tegenover kunnen stellen. Een nieuw ‘wij’. We moeten als het ware niet langer denken óver de wereld om ons heen, maar mét die wereld, zo vindt Meijer. Daarover is ze eigenlijk nog verrassend hoopvol. Niet optimistisch, want daar is volgens haar geen aanleiding toe. Maar ze heeft wel hoop dat we uiteindelijk gaan zien dat het anders moet.

‘Vuurduin’ heeft me aan het denken gezet. Ben ik ook zo hoopvol? Op grond waarvan dan? Wordt zo’n nieuwe kijk, waar Meijer het over heeft, niet heel snel utopisch? Onrealistisch? Misschien. Maar is dat erg? Een utopie zou goed kunnen werken als kijkrichting. En als vanzelf gaan mijn gedachten naar die prachtige utopische schets van Jezus in de Bergrede. Je kunt zeggen: het is volkomen onhaalbaar wat hij daarin allemaal voorstelt! En misschien is dat ook wel zo. Maar ik zie de woorden van Jezus als een uitnodiging om te blijven proberen die Bijbelse droom van een betere wereld handen en voeten te geven. En ik denk dat dat ook kan met het oog op onze medeschepselen.

Ik lees het gedicht ‘Waar ik van ben’ van Karel Eykman dat hij maakte bij Psalm 148:

Ik was weer eens de weg kwijt,
ik fietste verdwaald door het bos.
Ik stapte af en keek rond bij een vijver,
de zon scheen door de bladeren heen.

Het was er zo stil, dat ik er stil van werd
en ik kreeg door wat ik eigenlijk al wist.
Ik sta niet tegenover dit bos,
ik ben er middenin en maak er deel van uit.
Dit allemaal is niet van mij,
ik ben van dit allemaal.

Dit bedacht ik mij even.
Toen stapte ik weer op en vond de weg terug
bij het eerste het beste kruispunt.

Karel Eykman, uit: Een knipoog van u zou al helpen

Ik lees Mattheüs 5, 43-48 en ik lees de tekst uit de herziene versie van de Nieuwe Bijbelvertaling die half oktober uitkomt:

Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: “Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.” Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen; alleen dan zijn jullie werkelijk kinderen van je Vader in de hemel. Hij laat zijn zon immers opgaan over goede en slechte mensen en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Is het een verdienste als je liefhebt wie jou liefheeft? Doen de tollenaars niet net zo? En als jullie alleen je broeders en zusters vriendelijk bejegenen, wat voor uitzonderlijks doe je dan? Doen de heidenen niet net zo? Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is.

NBV21 (c)

Beste mensen,

Eind 1966 gooit de Amerikaanse historicus Lynn White (1907-1987) de knuppel in het hoenderhok. De ecologische crisis die hij – dan al – om zich heen ziet, is de schuld van de kerk, zegt hij in een lezing die kort erna als artikel verschijnt in het bekende tijdschrift Science. Hatsekiedee. White’s stelling is daarna jarenlang goed geweest voor felle discussies en een stroom aan publicaties. Iemand heeft er meer dan 200 geteld in alleen al de eerste 20 jaar.

Wat White in de lezing probeert te laten zien is dat de Westerse kerk het christendom zou hebben veranderd in de meest mensgerichte religie ter wereld. Waar andere godsdiensten er nog vanuit gaan dat elk levend wezen bezield is, maakt het Europese christendom daar korte metten mee. Alleen de mens heeft een ziel, zo leert de kerk over het algemeen. Andere wezens zijn weinig meer dan gebruiksvoorwerpen, die God aan de mensen zou hebben gegeven om ermee doen wat ze maar willen.

Afbeelding: Pixabay

Tja, heeft White een punt? Natuurlijk gaat hij veel te kort door de bocht. Dat kan ook bijna niet anders in een lezing. Daarin moet je als spreker snel je punt maken. Om te beginnen zijn het niet alleen christenen die vieze handen maken. En er zijn ook christelijke denkers en stromingen die er heel anders in staan. Maar ik denk wel dat sinds de moderne tijd de Bijbel in toenemende mate is gebruikt om goed te praten hoe we met name in het Westen omgaan met de aarde en alles wat erop leeft. Alsof de aarde alleen om onze soort draait. De mens als maat van alle dingen. Met alle problemen van dien.

Wat nu? White komt in zijn lezing met een origineel idee. Hij vertelt dat hij zelf kerkganger is en pleit ervoor om voortaan te putten uit christelijke tradities die wél oog hebben voor het feit dat mensen niet los van de schepping staan, maar er zelf net zo goed deel vanuit maken. En hij wijst daarbij naar Sint Franciscus. Deze monnik uit de twaalfde eeuw zag zijn medeschepsels niet als productiemiddelen, maar als broeders en zusters.

Afbeelding: Pixabay

Om een idee te geven van het Franciscaanse denken over de schepping, lees ik een stukje uit ‘Francesco’, zoals Franciscus heet in een levensbeschrijving van de hand van Jan van Oort, alias Jean Dulieu. Dulieu schrijft:

In een tijd van afschuwelijke oorlogen, een tijd, waarin de mensen het heel normaal vonden om elkaar voortdurend naar het leven te staan, bukte een armoedige monnik [nl. Francesco], zich over een rups, die zorgeloos over de weg kroop, en sprak: ‘Maar broeder rups, het is wel erg onverstandig van je om hier zo maar over de weg te kruipen. Straks zal er nog iemand op je trappen en daarvoor heeft God je toch niet geschapen?’ En Francesco pakte de rups heel voorzichtig op en droeg hem naar een struik.”

Jean Dulieu, uit: Francesco, p. 121

‘Broeder rups’. Misschien is die benadering wel een mooi begin om op een andere manier te gaan kijken naar wat ik maar noem onze medeschepsels. Nu bestaan er van veel meer heiligen legenden over hun band met dieren. Dat was niet voor niets. Hun hechte relatie moest laten zien dat bij hen de sporen van de zondeval zouden zijn uitgewist en dat de breuk tussen hen en de rest van de schepping niet langer zou bestaan. Het ging in de verhalen dus niet om de dieren, maar om het heilige karakter van de hoofdpersoon.

Maar toch. Wat zou het mooi zijn als ook wij zouden kunnen proberen om aan die zelfbedachte scheidslijnen voorbij te zien, zo lees ik in het essay ‘Vuurduin’ van Eva Meijer. En ik lees het ook bij humanist Hans Alma, die onlangs nog de vrijzinnige lezing hield. Door te doen alsof we los staan van alles wat leeft, miskennen we dat we er in hoge mate mee verbonden zijn. En dat we ervan afhankelijk zijn, schrijft ze.

Afbeelding: Pixabay

Steeds meer regenwouden verdwijnen om plaats te maken voor de teelt van veevoergewassen. Diezelfde intensieve veeteelt is ook verantwoordelijk voor het duizelingwekkend aantal insecten dat het loodje heeft gelegd. Om over het lijden van het vee zelf nog maar te zwijgen. En zo zijn er nog veel meer voorbeelden te noemen van destructief denken in tegenstellingen. Eigenlijk kennen we ze wel. Het is wij tegen zij. Onze welvaart tegen hun leven. En precies daar ligt de bron van veel ecologische problemen van nu, denk ik.

En zo kom ik uit bij het stukje uit de Bergrede dat we zojuist hebben gelezen. Daarin heeft Jezus het over het liefhebben van vijanden. Wie Jezus daarmee precies op het oog had, weten we niet. Misschien wel de Romeinen, de vijanden van Israël in Jezus’ dagen. Maar het kan ook gaan over mensen met afwijkende religieuze opvattingen of zelfs heidenen in het algemeen. We hebben geen idee. Wel is duidelijk dat in Jezus’ woorden ‘vijand’ tegenover ‘naaste’ staat. Een vijand is, zo zou je kunnen zeggen, iemand die ver van ons afstaat. Daar licht al iets op van een leessleutel, denk ik.

Castelnau-d’Estrétefonds. St. Martin Church – The Sermon on the Mountain by Arsène Robert (1830-1895)

Ik hou ervan om de ruimte te verkennen die in Bijbelteksten zit. Ik probeer te zoeken naar nieuw vuur in de oude woorden waarmee we vertrouwd zijn. Want zo gaan ze niet alleen over daar en toen, maar ook over hier en nu en kunnen ze ons misschien nog inspireren. En zo kijk ik ook naar het stukje uit de Bergrede dat we hebben gelezen: “Jullie hebben gehoord dat gezegd werd: ‘Je moet je naaste liefhebben en je vijand haten.’ Dit zeg Ik daarover: heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen.”

Wat staat hier? De tekst heeft iets tegennatuurlijks. Dat komt volgens mij vooral door het woord ‘liefhebben’. Dat roept associaties op met zoiets als ‘warme gevoelens koesteren voor iemand’. Maar daar gaat het helemaal niet om. Jezus grijpt hier terug op een tekst uit de Thora (Lev. 19,18). En het Hebreeuwse werkwoord dat daarin wordt gebruikt betekent ‘het goede op het oog hebben voor iets of iemand’, of, iets plechtiger uitgedrukt: ‘heilzaam zijn voor’. Die lading geeft Jezus ook mee aan zijn woorden als hij oproept om vijanden lief te hebben. Wees niet alleen heilzaam voor wie je na staan, maar doe ook het goede aan hen die je misschien liever op afstand houdt. Ook zij die ver van je afstaan zijn je naasten.

Eigenlijk rekt Jezus in de Bergrede daarmee het oude naastenbegrip een eindje op. De tekst die hij uit de Thora citeert gaat nog over stam- of buurtgenoten. Díe moet je liefhebben. En later in de Hebreeuwse Bijbel slaat het woord naaste op volksgenoten. Maar bij Jezus omvat het iedereen: joden en heidenen, naasten en vijanden. De naaste is in feite iedereen die God op je pad plaatst.

Ik denk dan: zou het mogelijk zijn om het naastenbegrip nog iets verder te verruimen? Zodat ook andere schepsels eronder vallen? Schepsels die we nu nog, bij wijze van spreken, als ‘vijanden’ beschouwen, wezens die we zien als minder dan wij? Dieren dus? En dan bedoel ik niet alleen onze honden en poezen, maar juist ook al die ontelbare dieren die nu op ons bord belanden na een afschuwelijk leven in de bio-industrie. Of dieren in ons huis die we nu nog achteloos doodslaan.

Gerd Leonhard: the key memes (CC2.0)

Zo dan… Dat is verstrekkend! Kan dat wel? Toch gaan er steeds meer stemmen op om het te proberen. Hans Alma, die ik al eerder noemde, werkt aan een ecologisch humanisme dat uitgaat van een soort partnerschap tussen mensen en andere dieren dat gericht is op ‘levengevend handelen’. Dat komt volgens mij aardig in de buurt van ‘heilzaam zijn voor’, waar de Bergrede het over heeft. Hoe dat er in de praktijk uitziet? Daarover zijn we voorlopig nog lang niet uitgedacht. Maar, zo benadrukt Eva Meijer in haar essay ‘Vuurduin’, laten we daar niet op wachten. Begin gewoon! Zelf heeft ze een paddenwerkgroep opgezet die de amfibieën de straat over helpt. Een beetje zoals Sint Franciscus, die broeder rups aan de overkant van de weg zette.

Maar Franciscus kan om nog een reden inspireren, denk ik. De monnik propageerde naast een meer respectvolle manier van omgaan met andere levende wezens ook een soberder leven. En ook dat is nodig. Want als iedereen zo zou leven als mensen in westerse samenlevingen zouden we aan drie aardbollen nog niet genoeg hebben. Kun je nagaan wat we vragen van de schepping en hoeveel dieren en planten we wegdrukken met onze levenswijze. Dat vraagt volgens mij om bezinning op hoe we leven, wat we consumeren. Ook in coronatijd, nu alle aandacht weer lijkt te gaan naar een terugkeer naar het oude normaal.

Redden we daar de aarde mee? Geen idee of die nog te redden is. We roeien ruggelings naar later, las ik eens in een gedicht. We leven en handelen zonder te weten hoe het afloopt. Maar, zo maakt Eva Meijer duidelijk in Vuurduin, als we niks doen, ziet het er zeker niet goed uit. We hebben de luxe niet om op elkaar te wachten. Het is alle hens aan dek, zei deze maand ook nog VN-topman Antonio Guterres, vlak voor de dag van de aarde.

Het is een sombere boodschap. En daar hou ik helemaal niet van. Valt er ook nog wat te hopen? Misschien wel. Hoop is niet: weten dat het goed komt. Hoop is: erop vertrouwen dat je het goede doet. En daarmee kom ik terug bij de Bergrede. Die lange tekst van Jezus schetst een nieuwe, betere wereld. En Jezus vraagt veel van zijn gehoor. Maar niet om mensen af te schrikken, maar op ideeën te brengen. De Bergrede is een uitnodiging om de droom van een rechtvaardiger wereld geen droom te laten blijven. Maar om ermee aan de slag te gaan. Om anders te gaan denken, anders te gaan doen. En in de geest van de Bergrede vul ik aan dat we zouden kunnen gaan proberen om ons niet langer als overheersers te gedragen op deze aarde. Als mensen tegenover niet-mensen. Maar in te zien dat ook wij onderdeel zijn van de schepping.

Dat gaat met stukjes en beetjes en met vallen en opstaan. Met rupsen en padden. Als het maar gaat! Omwentelingen zijn zelden plotseling en totaal. Al te snelle revoluties worden vaak weer even snel teruggedraaid. Grote veranderingen komen ook nauwelijks van bovenaf. Meestal staan juist gewone mensen aan de basis. Zij vinden dat het roer om moet en laten dat merken in hun keuzes. Zij maken een nieuw begin, dat groeit en doorsijpelt, zodat steeds breder het besef doorbreekt dat het anders kan. Daar hoop ik op. Het begint met de eerste stap.

Moge het zo zijn
Amen

Ik lees een gebed van native americans, opgenomen in het boek ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’, verzameld door Jan Brock (2002)

God,
de hoogten vol rotsen
de weiden vol sappig gras.
de dampende paarden
de liefde van de mensen
ze zijn allemaal lid van eenzelfde familie.
In het kabbelende water
klinkt de stem van onze voorouders.
De waterstroompjes zijn onze broers;
ze stillen onze dorst.
De lucht is kostbaar voor de mens,
want alle levende wezens
delen dezelfde adem,
dieren, bomen zowel als mensen.
God,
leer ons en onze kinderen
dat de aarde onze moeder is.
Als mensen haar bespuwen,
spuwen ze op zichzelf.
De aarde is niet van de mensen,
de mens is van de aarde.
Het tapijt van het leven
werd niet door de mens geweven;
hij is er slechts een draadje van.
U, God, staat boven alles.
Amen

Jan Brock, uit: ‘Geef ons heden ons dagelijks brood’ (2002)

Ik sluit af met een zegenbede die wel is toegeschreven aan Franciscus van Assisi:

Moge God ons zegenen met ongemak bij gemakkelijke antwoorden, halve waarheden, en oppervlakkige verhoudingen zodat we diep vanuit ons hart mogen leven.

Moge God ons zegenen met woede bij onrechtvaardigheid, onderdrukking, en uitbuiting van Gods schepselen zodat we mogen werken aan rechtvaardigheid, vrijheid, en vrede.

Moge God ons zegenen met tranen om te vergieten voor hen die lijden aan pijn, verwerping, honger en oorlog, zodat we onze handen kunnen uitstrekken om hen te troosten en om hun pijn in vreugde te veranderen.

En moge God ons zegenen met genoeg dwaasheid om te geloven dat we een verschil kunnen maken in de wereld, zodat wij kunnen doen waarvan anderen zeggen dat het niet gedaan kan worden.

Auteur onbekend, toegeschreven Franciscus van Assisi

Aries van Meeteren

Wilt u reageren? Stuur een mailtje!

    Tags: , , , , , , ,

    Related posts

    Comments are currently closed.

    Top