Viering voor thuis – Geloof en ongeloof horen bij elkaar

Ds. Zandrie Albada denkt met ons na over Thomas. Hij wil, kort na Pasen, graag stilstaan bij deze leerling van Jezus. Hij wordt de ongelovige Thomas genoemd. Maar doet die bijnaam hem wel recht? Kijk hier naar de viering of lees de tekst direct onder de player:

Wijding en groet:

Onze hulp is in de Naam van Wie ons leven draagt.
Onze namen en onze levens zijn in de hand van de Ene.
Die Naam roept ons op te delen in het koninkrijk dat komt.
Want het christendom is wel mooi.
Jammer alleen dat het zo spaarzaam beoefend wordt.
Daarom zeggen we dat het koninkrijk komt. Het is er nog niet.
Maar misschien is morgen de eerste dag dat dat gaat gebeuren.
En u weet: het geloof is de zekerheid van de dingen die men niet ziet.

Fijn dat u meeluistert! Van harte welkom!

Het was afgelopen zondag de dag van de ongelovige Thomas. We hebben al zoveel gemist. Witte Donderdag ging niet door. Pasen konden we ook niet samen vieren. Om nu ook nog de dag waarop onze geloofstwijfel aan de orde mag zijn te missen gaat echt te ver. Corona of niet. Zodat we weten wat we doen, als we zeggen: Heer, ik geloof, kom mijn ongeloof te hulp.

Dus zal ik lezen van Thomas en zijn ontmoeting met de opgestane Heer. Daarvoor lees ik uit het boek Numeri, hoofdstuk 24, vers 15-17 en uit de brief aan de Hebreeën, hoofdstuk 11, vers 1-3 en 8-14. Ik zing er zelf maar even wat tussendoor.

Foto: Pixabay

Maar laat ik beginnen met even stil te zijn! Stilte is nodig om tot rust te komen. Alle drukte mag van ons afvallen, van de verhalen over corona, over wel of niet vaccineren, over de beschikbaarheid van vaccins, over de richting die het landsbestuur kiest om veilig en behoedzaam uit de crisis te komen, over de door velen gevoelde onzekerheid in deze tijd.

Alle drukte van de verhalen laten we los, al wat ons door het hoofd spookt, de zorgen om het milieu, om de houdbaarheid van wat wij welvaart noemen, zoveel zorgen om wat niet al. Het glijdt alles langs ons heen, nu, weg. We laten de verhalen en de zorgen los, omdat ze ons afleiden van het ene nodige: dat wij er mogen zijn, met al wie ons lief zijn, dat we gekend worden in wie we zijn, mensen met dromen van geluk, die maar ten dele zijn uitgekomen, mensen met teleurstellingen, mensen met spijt, met tekorten, hoe rijk we ook mogen zijn…

In de nabijheid van U, de Ene die ons leven draagt,
in Uw nabijheid kunnen onze dromen geteld worden,
onze namen in liefde worden uitgesproken.
In deze stilte vol van nabijheid mogen wij er zijn,
geliefden van U, de Ene. Zo zal het zijn. Amen.

Foto: Pixabay

We lezen: Numeri 24, vers 15-17a

‘Zo spreekt Bileam, de zoon van Beor, zo spreekt de man wiens oog geopend is, zo spreekt hij die Gods woorden hoort, die weet wat de Allerhoogste weet en ziet wat de Ontzagwekkende toont, in vervoering, met ontsloten ogen: Wat ik zie is niet in het heden, wat ik waarneem is niet nabij. Een ster komt op uit Jakob, een scepter uit Israël.’

Nieuwe Bijbelvertaling (c)

Zingen: Lied 496, vers 1

Een ster ging op uit Israël
na duizend en één nacht.
Een oud verhaal werd doorverteld,
een lied klonk onverwacht.
Dit was het uur van onze God,
een mensenzoon gelijk,
die onze naam draagt en ons lot
die nacht begon zijn rijk.

Jan Duin, Nieuwe Liedboek (c)

Rampzalige zwervers, een zootje ongeregeld, wij dus, horen een hoopvol geluid, dat nergens op gebaseerd is. En toch!

Lezen: Hebreeën 11, vers 1-3 en 8-14

Het geloof legt de grondslag voor alles waarop we hopen, het overtuigt ons van de waarheid van wat we niet zien. Om hun geloof werden de mensen uit vroeger tijden geprezen. Door geloof komen we tot het inzicht dat de wereld door het woord van God geordend is, dat dus het zichtbare is ontstaan uit het niet-zichtbare. […]
Door zijn geloof ging Abraham, toen hij geroepen werd, gehoorzaam op weg naar een plaats die hij in bezit zou krijgen, en hij ging op weg zonder te weten waarheen. Door zijn geloof trok hij naar het land dat hem beloofd was maar hem nog niet toebehoorde. Samen met Isaak en Jakob, mede-erfgenamen van de belofte, woonde hij daar in tenten 10omdat hij uitzag naar een stad met fundamenten, door God zelf ontworpen en gebouwd. Door haar geloof ontving ook Sara, hoewel ze onvruchtbaar was gebleven en niet meer in de bloei van haar leven was, de kracht om een kind te verwekken, en wel omdat ze vertrouwde op degene die de belofte had gedaan. Zo bracht één man, wiens kracht al gestorven was, zo veel nakomelingen voort als er sterren aan de hemel staan, ontelbaar als zandkorrels op het strand langs de zee. Zij allen zijn in geloof gestorven; wat hun beloofd was zagen ze geen werkelijkheid worden, ze hebben slechts een glimp ervan begroet, en ze zeiden van zichzelf dat zij op aarde leefden als vreemdelingen en gasten. Door zo te spreken lieten ze blijken op doorreis te zijn naar een vaderland.

Nieuwe Bijbelvertaling (c)

Zingen: Lied 823, vers 5

O God, wij bouwen als ontheemden,
wij wonen en wij blijven vreemden,
bestemd voor hoger burgerrecht.
Wil ons, o koning der getijden,
een woning in de stad bereiden
waar Gij het fundament van legt.

Jan Wit, Nieuwe Liedboek (c)

Bouwers van likmevestje zijn we, ontheemden op zoek naar een betrouwbaar huis, met een paspoort van utopia op zak, niet wetend waar het ooit geldig zal zijn. Zijn Rijk was immers niet van hier!

Caravaggio, De ongelovige Thomas (Sanssouci Picture Gallery)

Lezen: Johannes 20, vers 24 tot 29

Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’

Nieuwe Bijbelvertaling (c)

Zingen: Lied 644, vers 2

Terwijl wij om Hem treuren,
toont Hij ons hand en voet.
Hij komt door dichte deuren,
Hij spreekt zijn vredegroet.

Muus Jacobse, Nieuwe Liedboek (c)

Er gaat een kracht uit van de dierbare, gelovende herinnering die door gesloten deuren heen gaat, gesloten harten vervult en gesloten ogen openen kan.

Foto: Pixabay

Lieve mensen van God!

Als uitgangspunt wil ik nemen een van de meest paradoxale teksten uit de Bijbel, nl. bij Marcus, hoofdstuk 9, vers 24. We vinden deze uitspraak in het verhaal van de vader van de jongen die bezeten werd door een boze geest, die hem doof en stom maakte. De vader is ten einde raad. Hij heeft vanaf het begin van het leven van die jongen om hem in grote angst verkeerd. Hij probeerde steeds een eind aan zijn leven te maken. En niets van wat hij probeerde hielp. Ook de leerlingen konden die boze geest niet uitdrijven. Nu vraagt Jezus wat hij voor hem doen kan. Dan zegt de vader de zin waar ik het over wil hebben:

Ik geloof, Heer, kom mijn ongeloof te hulp!

Mc. 9,24 (Nieuwe Bijbelvertaling (c))

De eerste vraag die zich aan ons voordoet is deze: hoe kunnen nu geloof en ongeloof met elkaar samengaan?! Alles wat we bezitten aan gevoel voor logica en gezond verstand verzet zich tegen deze vreemde en onnatuurlijke combinatie van zaken die elkaar ten enenmale uitsluiten. Geloof en ongeloof zijn bij elkaar als water en vuur. Het een sluit het ander uit. Basta.

En nu meteen aan het begin van deze overdenking poneer ik de stelling dat geloof en ongeloof bij elkaar horen als het hol en bol van het glas in mijn bril. Het een gaat niet zonder het ander. Alweer: basta!

Foto: Pixabay

Nou, zult u zeggen, dan heb je heel wat uit te leggen! Zeker, u heeft helemaal gelijk! En dat zal ik doen! Ik moet eerst wijzen op het feit dat mensen van buiten de kring van het geloof snel klaar zijn met hun oordeel. Als je ook maar een beetje twijfelt heb je geen echt geloof. Of je gelooft of je gelooft niet. Daartussen zit geen speelruimte. Zelfs geen kiertje licht… (U ziet dat ik altijd graag in gesprek ben met de mensen van buiten de kring van gelovigen. Dat is al heel lang zo, misschien komt het nu eindelijk een keertje echt naar buiten. Beter laat dan nooit, zou ik zeggen! Overigens moet ik ook denken dat ik de mensen van binnen diezelfde kring misschien wel altijd tekort heb gedaan. Maar dat moeten anderen dan ik maar vaststellen…)

En het moet gezegd: dat is best een lastig verwijt. We kunnen ons tegen zo’n verwijt ook maar slecht verweren. De buitenwacht staat snel klaar met haar oordeel en dan moet je van goeden huize komen om een woordje klaar te hebben. Want met zo’n oordeel door buitenstaanders staat meteen je geloofwaardigheid op het spel. Ben jij als gelovige nog wel betrouwbaar? Of ben je eigenlijk geen knip voor de neus waard?! Ze maken immers ruzie over het minste of geringste, maar als het erop aan komt geloven ze zelf niet wat ze zeggen te geloven! Dat is het oordeel van de buitenwacht, een hard en genadeloos oordeel, zeker.

Nu dien ik ook vast te stellen – excuseert u mij dat ik dit zo als een redenering presenteer, ik hoop dat u verstaat dat dit dieper gaat dan een beetje ‘leuk’ redeneren! – dat ons aller geloof van dag tot dag aangevochten en beproefd wordt door al wat ons overkomt. Daarom kon professor Kuitert een boek schrijven over ons algemeen betwijfeld christelijk geloof… En natuurlijk heb ik ook vergaand met hem meegedacht, al heb ik mijn eigen denkproces gehad, mijn eigen denkweg afgelegd. Van dag tot dag hebben we het nodige lief en leed op ons bordje gekregen. Ik misschien wat minder dan anderen maar het is ongetwijfeld voor velen herkenbaar. En het ene treft me zwaarder dan het andere. Veel van mijn dromen zijn ernstig gefrustreerd en veel verwachtingen die ik, jong en optimistisch als ik was, had van het leven zijn absoluut niet uitgekomen. En de optelsom mag dan niet geheel negatief zijn, er liggen genoeg teleurstellingen in het verleden die mij doen zeggen dat mijn geloof bepaald niet onwrikbaar stevig verankerd ligt in mijn bestaan tot op de huidige dag.

Als ik dan hiervandaan door denk, ben ik misschien geneigd te zeggen, dat het ware geloof een aangevochten geloof is. Maar dat gaat me weer te ver. Alsof ik op deze manier redenerende een waarmerk van het echte geloof heb gevonden, het zou kunnen zou kunnen claimen, als het stempel op de bil van een stamboek koe.

Balloon Girl by Banksy (Foto: Dunk on Flickr CC2.0)

Het is aardiger en vriendelijker om een wat zwakkere uitspraak te doen. Het kan niet anders of er is een voortdurende spanning tussen wat we dromen, hopen en geloven aan de ene kant en wat we dagelijks zien en ervaren aan de andere kant. Want het geloof blijft, zoals het in de brief aan de Hebreeën staat: het geloof is de zekerheid van de dingen die men niet ziet. Wat je ziet en wat je hoopt en gelooft staan ver uit elkaar. En dat blijft zo tot aan de jongste dag.

En de spanning tussen die twee (wat we zien en wat we geloven) maakt ook ons leven spannend. Het is niet maar gewoon slapen, opstaan, eten en werken en weer slapen opstaan, eten en werken. Elk van die dingen staan onder diezelfde spanning. In Friesland zeggen we: de tiid hoald gjin skoft. De tijd pauzeert niet. Ik zou zeggen in de lijn van waar ik het over heb: het geloof, het leven is nergens niet spannend. Op ieder ogenblik wordt ons gevraagd: Wat doe je? Waarom doe je het? Heb je het goed genoeg gedaan?! Mens waar ben je?

En nu wil ik nog wat zeggen over Thomas. Het was tenslotte om hem begonnen… De hamvraag over Thomas luidt: Wat heeft hij gezien?! Anders gezegd: Heeft hij iets anders gezien dan wat wij allemaal nog kunnen zien? Mijn leven lang heb ik gemeend dat het erg oneerlijk was dat Thomas, de man die zo moeilijk kon geloven, wel heeft gezien wat wij, tweeduizend jaar later, niet meer kunnen zien. Hij wel en wij niet! Terwijl er onder u, ik reken mijzelf maar even niet mee, veel voortreffelijke mensen zijn die er wellicht meer aanspraak op zouden kunnen maken om de Heer te zien. (U merkt wel, ik ben zelf een van de meest buitenkerkelijke van alle gelovigen. Maar dit terzijde. U had dat allang begrepen.)

Franciszek Smuglewicz, Ongelovige Thomas (Nationaal Museum Warschau)

Welnu, laat ik er kort over zijn, Thomas heeft, na een week van extra bezinning op zijn verdriet om zijn Meester, zich herpakt. En hij heeft zijn Meester gevonden in de gemeenschap van zijn nauwste vrienden die bijeen waren met brood en wijn in zijn naam. En hij heeft de wonden herbeleefd en zijn betrokkenheid aanvaard, als een van de leerlingen die hem in de steek lieten in het uur van zijn nood. Zo heeft hij zijn handen gelegd in de wonden van de Heer.

En zo is niet alleen geloven en niet geloven nauw verbonden. Ook zien en niet zien staan vlak bij elkaar. Want Thomas heeft gezien met de ogen van zijn geloof. En wij, die er zoveel verder van af staan, kunnen ook alleen maar zien met diezelfde ogen van het geloof.

Thomas zag het niet, hij zag zijn Meester niet. En toen hij zijn ogen durfde te openen, zag hij wel. Zalig zijn wij, als wij niet zien en toch durven geloven.

Dit wilde ik even kwijt. Ik dank u wel.
Amen.
Nu volgt nog:

Een nieuw hemelvaartslied, door René van Loenen.

Zoek Christus niet in het verleden,
niet in de nevel van de tijd.
Zoek in de wonden van het leven
zijn tegenwoordigheid.
Hij lijkt zo ver van ons verwijderd
maar is ons rakelings nabij.
Hij die verhoogd werd na zijn lijden
is mens aan onze zij.
Zijn koninkrijk is ons gegeven
in onrust, moeite en gemis
totdat in wolken uitgesneden
zijn dag gekomen is.

René van Loenen, uit: In wolken uitgesneden (c)

Ik dank u wel.

Zandrie Albada

Reageren? Stuur een mailtje!

    Tags: , ,

    Related posts

    Comments are currently closed.

    Top