Viering voor thuis – Doen wat er gedaan moet worden

De Kerk met de Beelden heeft haar vieringen stopgezet om verspreiding van het coronavirus te voorkomen. We zoeken naar alternatieve manieren om een geloofsgemeenschap te zijn. Een ervan is een online-viering. Het is een experiment. U kunt de viering beluisteren of de tekst, onder de player, doorlezen.

Viering Kerk met de Beelden, week 12
Foto: Pixabay

Wij ontsteken het licht voor elkaar, voor onszelf, voor deze wereld, voor God

Dag allemaal. Fijn dat jullie luisteren naar deze voor ons toch wat onwennige online-viering. Maar alles is vandaag de dag onwennig. We leven in opmerkelijke tijden. Een onzichtbaar virus steekt een stok tussen de spaken van ons leven. En met een schok staan we stil. Verwonderd. Geschrokken. Wat gebeurt er allemaal? Wat nu? En wat straks? Wat hangt ons nog meer boven het hoofd? En hoe lang? Vragen te over en iedereen moet improviseren. Want we willen wel door. We gaan door. Maar we zijn ook een beetje bang. Is het niet voor onze gezondheid, dan voor die van anderen. En niet te vergeten de wereldwijde gevolgen van alle draconische maatregelen die nu worden genomen.

Een van de talloze dingen waar we tegenaan lopen is dat de kerkdiensten tot nader orde stilliggen. Ook die van de Kerk met de Beelden in Hardinxveld-Giessendam. Wat nu? Het is zoeken. Veel kerken streamen hun diensten. Voor ons is dat nog geen haalbare kaart. Maar dit kan wel: ik stel een viering samen die jullie kunnen afluisteren en – als jullie dat willen – meemaken. Zingen zullen we niet, maar muziek wil ik wel laten horen.

‘Pianomoment’ Bensound (Creative Commons)

Ik lees een tweetal teksten. Een uit de Bijbel en een uit Toon Tellegen, mijn favoriete verhalenverteller. En tussendoor laat ik Toon Hermans horen die een werkelijk schitterend gedicht voordraagt op zijn eigen onnavolgbare wijze.

Als eerste lees ik Genesis 12, vers 1 tot en met 9, een verhaal dat bekend staat als de roeping van Abraham:

De HEER zei tegen Abram: ‘Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen. Ik zal je tot een groot volk maken, ik zal je zegenen, ik zal je aanzien geven, een bron van zegen zul je zijn. Ik zal zegenen wie jou zegenen, wie jou bespot, zal ik vervloeken. Alle volken op aarde zullen wensen gezegend te worden als jij.’
Abram ging uit Charan weg, zoals de HEER hem had opgedragen. Hij was toen vijfenzeventig jaar. Hij nam zijn vrouw Sarai mee en Lot, de zoon van zijn broer, en ook alle bezittingen die ze hadden verworven en de slaven en slavinnen die ze in Charan hadden verkregen. Zo gingen ze op weg naar Kanaän. Toen ze daar waren aangekomen, trok Abram het land door tot aan de eik van More, bij Sichem. In die tijd werd het land bewoond door de Kanaänieten. Maar de HEER verscheen aan Abram en zei: ‘Ik zal dit land aan jouw nakomelingen geven.’
Toen bouwde Abram op die plaats een altaar voor de HEER, die aan hem verschenen was. Daarvandaan trok hij naar het bergland dat oostelijk van Betel ligt, en ergens ten oosten van Betel en ten westen van Ai sloeg hij zijn tent op. Hij bouwde er een altaar voor de HEER en riep er zijn naam aan. Steeds verder reisde Abram, in de richting van de Negev.

Nieuwe Bijbelvertaling

Op een ochtend bezorgde de wind een brief bij de eekhoorn. Nieuwsgierig maakte de eekhoorn hem open en las:
“Verlanglijst. Eén korrelsuiker. Niet op de deur kloppen. Niet dansen. Niet zingen. Niet vieren. Ook niet toevallig langskomen. Suikerkorrel neerleggen en meteen weggaan. Niet méér geven en ook niet iets anders. Niet roepen: ‘Gefeliciteerd, zandvlieg.’ Niet wachten op ‘Dankjewel’. Niet ergens mee verrassen. Niet achter een boom blijven gluren of ik naar buiten kom. Niet boos zijn. De zandvlieg”
Dat is duidelijk, dacht de eekhoorn, toen hij de verlanglijst uit had. Hij pakte een korrel suiker en ging op weg. Van overal vandaan zag hij dieren komen. ‘Waar gaan jullie naartoe?’ vroeg hij. ‘Naar de zandvlieg,’ zeiden ze. ‘En jij?’ ‘Ik ook.’
In de buurt van het huis van de zandvlieg begonnen ze vlugger te lopen. Ze legden hun suikerkorrel neer en holden weer weg. Er was niemand die achter een boom bleef gluren of riep: ‘Gefeliciteerd, zandvlieg.’
Toen de zon onderging lag er een enorme berg suikerkorrels voor het huis van de zandvlieg. De maan kwam op en de berg glinsterde en glansde. Naar alle kanten spiedend glipte de zandvlieg laat op de avond zijn deur uit en haalde de suikerkorrels een voor een naar binnen. Hij verborg ze in zijn kast, onder zijn vloer en op zijn kleine, donkere zolder. Toen stapte hij in bed, trok zijn deken over zich heen, wreef in het donker zijn voelsprieten over elkaar en fluisterde: ‘Dank jullie wel.’

Toon Tellegen, De verjaardag van alle anderen, p. 45-6
Satie, Gnossiene 2 (Creative Commons)

Lieve mensen,

Afgelopen week liep ik een stukje door Sliedrecht, waar ik woon. De lucht was strakblauw. De zon scheen heerlijk en de vogels zongen het hoogste lied. Het was doodstil op straat. Waar normaal de markt staat, stonden nu alleen wat auto’s. Waar je volle terrassen zou verwachten, was het uitgestorven. Het leek wel zondag. Zondag in Sliedrecht wel te verstaan, want bij ons is op zondag vrijwel niets open. Alleen was het geen zondag. Het was een gewone doordeweekse dag. Een dag waarop het druk hoorde te zijn. Maar ik kon de vogels horen.

Marktloze woensdag in Sliedrecht

Onwerkelijk. Dát is het goede woord. Alleen… het is de keiharde realiteit, nu het coronavirus niet langer aan de andere kant van de wereld huishoudt, maar onder ons is. Officieel heb ik vakantie. Mijn collega’s bij Rijnmond buffelen nu als een malle om al het nieuws rond het coronavirus zo duidelijk en zo volledig mogelijk bij de mensen te krijgen. Dat weet ik, omdat ik alle interne mails nog gewoon krijg. En ik zie het aan de niet te stuiten berichtenstroom in de app. Mensen in de zorg werken knetterhard, de supermarktmedewerkers blijven maar vakken vullen, in de apotheek is het topdrukte, omdat iedereen met een hoestje zich zorgen maakt.

Onwerkelijk.

Onwerkelijk ook als ik zie met wat voor zorgen mensen nu moeten leven. Op Twitter las ik: “Dat is slikken: Zojuist bekend geworden dat wij onze zoon niet meer mogen bezoeken of ophalen van de woongroep. Dat betekent dus dat we hem drie weken niet zien. Ik begrijp de beslissing, maar mijn moederhart huilt.”

Omgekeerd zitten veel ouderen nu alleen, omdat kinderen niet meer komen. Verjaardagen gaan niet door, uitvaarten kunnen maar door een heel beperkt aantal mensen worden bezocht, scholen zijn dicht en moeten nu als een gek een soort thuisonderwijs optuigen.

Ook ondernemers zitten met de handen in het haar. Een kwekerij schrijft op Facebook dat alle planten de container in moeten, omdat er geen markt meer voor is. De grenzen zitten dicht. En wat voor kwekers geldt, geldt voor iedereen die van export afhankelijk is. En wat te denken van al die organisaties die grootse evenementen hadden voorbereid: het Eurovisie Songfestival, de marathon van Rotterdam, de Roparun, het EK Voetbal, noem maar op. Allemaal geschrapt.

En ook wij kerken staan voor een opgave. Overal tuigen kerken nu online-diensten op. Ook vrijzinnigen zijn er druk mee. Maar nog belangrijker dan een online-viering is: hoe houden we onze gemeenschap in stand nu we elkaar niet meer kunnen ontmoeten? Het leek er eerst op dat alleen de kerkdiensten van maart zouden moeten worden geschrapt. Maar het kan heel goed nog tot ver na Pasen duren voor we weer diensten kunnen houden. En wat dan? Hoe ben je dan nog kerk? Ik zag al een spotprent op Facebook van een dominee die ’s nachts wakker ligt omdat nu zal blijken dat mensen heel goed zónder de kerk kunnen. Tja.

En dan de duiding van deze coronatijden. De Bijbelse duiding ook nog eens. Zegt de Bijbel er überhaupt iets over? Nee, denk ik. Onder het kopje corona vind je niets. Maar in het algemeen: is het een straf? Is het misschien wel een kans op betere tijden nu de economie praktisch stil ligt, er niet meer wordt gevlogen en iedereen tijd heeft om over het leven na te denken? In de veertigdagentijd nota bene, de periode waarin we ons voorbereiden op het Paasfeest… Maar dan lees ik de tweet van de moeder die haar kind niet meer kan zien, de wanhoopskreet van de ondernemer die niet weet hoe hij straks zijn personeel moet uitbetalen en zie ik de treurige foto van een 87-jarige weduwe die haar verjaardag viert zonder één gast. We zitten midden in het verdriet, de onzekerheid, de angst ook. Dan klinken hoopvolle teksten over nieuwe tijden toch wat schril.

Mij schoot het oeroude verhaal van Abram te binnen.

Ongetwijfeld omdat het verhaal me zo dierbaar is. Dat komt misschien wel omdat het het eerste verhaal was dat ik in het Hebreeuws leerde lezen. Een magisch moment. Stuntelend met dat vreemde alfabet en die merkwaardige klanken, las ik: wajjomèr ʾadonāj ʾèl-ʾavrām lèch-lechā, ofwel: De HEER zei tegen Abram: ‘Gá jij!’

Julius Schnorr von Carolsfeld (1794–1872)

En Abram gaat.

Precies dát treft me steeds opnieuw als ik dit verhaal lees. Hij doet het gewoon. Waar een ander allerlei bezwaren zou kunnen uiten, pakt Abram zijn boeltje en gaat naar waar het leven hem brengt. Dat maakt het verhaal voor mij tot meer dan het verslag van zomaar een reis. Dit is een existentieel verhaal. Dit is een verhaal over het leven zelf. Over een stem horen, een roeping voelen en eraan gehoor geven.

Maar wat heeft dat met onze coronatijden te maken dan?

Op zichzelf genomen helemaal niets. Het is maar wat ík er in lees. Maar valt het u niet op dat Genesis niets zegt over waarom Abram die stem volgt? De Koran vertelt er al iets meer over. Abram zou zich gekeerd hebben tegen het veelgodendom van zijn volk en alle afgodsbeelden hebben stuk geslagen, op één na. Toen iedereen boos vroeg wie dat had gedaan, wees Abram naar het ene beeld dat nog overeind stond. Niemand geloofde dat dat beeld die ravage had aangericht en de mensen wilden Abram wat aan doen. En dát zou de reden zijn geweest om te vertrekken uit de stad van zijn familie.

Maar er is nog een versie van het verhaal. Eentje die mij bijzonder aanspreekt, ook met het oog op wat we nu om ons heen zien. Het is een verhaal uit de derde eeuw na Christus, opgetekend uit de mond van rabbi Izaäk. Hij vertelt van een brand in een groot wooncomplex van wel 5 verdiepingen. Maar niemand doet wat. Iemand komt langs en vraagt naar de beheerder. Want in de derde eeuw hebben dergelijke gebouwen in het Romeinse Rijk beheerders die namens de eigenaar huur innen en de boel op orde houden. Zo iemand is ook als eerste aan zet om een brandje te blussen. Dan antwoordt iemand vanuit een raam: Ik ben de eigenaar. “Zo was het ook met Abram”, zegt rabbi Izaäk. Abram zag de problemen in de wereld en vroeg zich af of de wereld geen beheerder heeft. En God keek naar beneden en zei: “Ik ben de eigenaar van de wereld.” En daarop riep God Abram: “Neem jij de taak van beheerder op je.”

Wooncomplex uit de Romeinse tijd (Carcopino, Daily Life in Ancient Rome (1941), p. 31)

Het is het verhaal van een God die niet met één vingerknip de problemen oplost. Het is zelfs het verhaal van een tamelijk machteloze God. En toch ook weer niet. God roept Abram. En Hij nodigt ons uit om te doen wat er gedaan moet worden: de onderzoekers worden geroepen om het virus te leren kennen en te bestrijden, de verpleging en de artsen om de zorg draaiend te houden, de economen en politici om banen te behouden, de media om iedereen zo goed mogelijk van informatie te voorzien. En Hij roept ons allemaal op om elkaar niet te vergeten, om op nieuwe manieren bruggen te slaan naar hen die noodgedwongen achter muren moeten blijven, om te zoeken naar hoe we nog een samenleving kunnen zijn in coronatijden. En hoe wij nog kerk kunnen zijn.

En ja, velen van ons voelen die drive om onze schouders eronder te zetten. Om op elkaar te letten, zoals premier Rutte dat zei. Hartverwarmend zijn de initiatieven. #Coronahulp. Er is applaus voor de zorgmedewerkers, telers die bloemen brengen naar ziekenhuizen, mensen die vroeger in de verpleging hebben gewerkt melden zich om mee te helpen, studenten steken hun handen uit bij bedrijven waar ze om komen in het werk.  Misschien hebben we niet daadwerkelijk een stem van God gehoord. Maar wel een roeping gevoeld om er het beste van te maken. Een stem, waar dan ook vandaan, die ons wil aanvuren en ons richting wijst. Ook al hebben we nog geen idee waar het eindigt. Laten we die stem blijven volgen. Kome wat komt.

Er moeten mensen zijn
die zonnen aansteken,
voordat de wereld verregent.
Mensen die zomervliegers oplaten
als het ijzig wintert,
en die confetti strooien
tussen de sneeuwvlokken.
Die mensen moeten er zijn.

Toon Hermans

Amen

Ubi Caritas – Maurice Durufle, preformed by Octarium (Creative Commons)

Trouwe God,
Hier zijn we,
verspreid en toch verzameld,
in gedachten één.
We richten ons tot U
in spannende tijden.
Om ons heen waart een virus,
waarvan niemand kan zeggen
hoe ziek het ons maakt.
Een virus dat ons stilzet,
of juist handenvol met werk bezorgd.
Het zijn spannende tijden.
Onze wereld staat in brand,
onze manier van leven.
En we weten niet hoe lang nog,
wat nodig is en wat ons nog wacht.
Zelfs de experts hebben geen idee.
En dan klinkt er ‘Ga jij!’
‘Doe wat je kunt doen.
Wees mijn beheerder.’
En velen doen dat ook.
Hartverwarmend is het om te zien
wat mensen voor elkaar willen betekenen.
Dat is de zonnige kant van het virus.
De keerzijde is dat velen alleen zijn,
bang zijn en niet weten of ze het volhouden.
Daarom bidden wij U:
We willen best gaan,
maar alleen als U meegaat.
Help ons als wij helpen.
Laat ons voelen dat U er bent
voor ons, achter ons, boven ons en onder ons.
Wij denken aan mensen die hun huis niet meer uit mogen
of niet meer durven.
Mensen die niemand meer zien.
Wij denken aan al die mensen
die juist nu zo hard werken.
Mensen in de zorg,
de bevoorrading, de winkels.
Mensen die hun werk opnieuw moeten uitvinden.
En we bidden voor ons zelf.
[…]
Hoor ons, zo bidden wij U.
Amen

Dank voor het luisteren naar (of lezen van) deze online dienst van de Kerk met de Beelden. Het is een experiment voor ons allemaal. Ik ben benieuwd naar jullie reacties. Reageren kan op info<at>kerkmetdebeelden.nl Rest mij nog om jullie allemaal nog de zegen van God mee te geven. En dat doe ik met de woorden van Lied 416 uit het Nieuwe Liedboek met de volgende toepasselijke woorden:

Ga met God en Hij zal met je zijn
Tot wij weer elkaar ontmoeten
In zijn naam elkaar begroeten
Ga met God en Hij zal met je zijn.

Lied 416

Amen

Tags: , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top