Van Judas, Hades en een pratend kruis – apocriefe Paasevangeliën

Anastasis

Ons themacafé zou op Witte Donderdag gaan over apocriefe Paasevangeliën. We zouden het gaan hebben over de vraag waarin ze afwijken van de evangeliën die in de Bijbel staan. Helaas kan de ochtend niet doorgaan. Daarom plaatst Aries van Meeteren wat informatie over apocriefe Paasevangeliën online.

Apocriefe evangeliën

De Bijbel, zoals wij die vandaag de dag in de kerk gebruiken, telt 66 boeken. De eerste 39 zijn we met een wat ongelukkig woord het Oude Testament gaan noemen, terwijl de resterende 27 boeken (en brieven) het Nieuwe Testament vormen. Die 66 boeken vormen onze canon, een woord dat maatstok, richtsnoer, norm of lijst betekent.

Katholieke Bijbels hebben in het Oude Testament overigens nog 10 deuterocanonieke boeken opgenomen, zeg maar: boeken die in de oudheid gezag hadden, maar die sinds de reformatie als ‘tweederangs’ worden beschouwd, omdat ze (a) relatief jong zijn en (b) niet in het Hebreeuws, maar in het Grieks zijn geschreven.

Hoe onze ‘canon’ tot stand is gekomen is niet meer te achterhalen. Sommigen stellen zich een kerkvergadering voor waarop uit alle beschikbare boeken een keuze is gemaakt. Maar dat is fictie. Zo’n selectiemoment is er nooit geweest. In werkelijkheid heeft het dagelijks gebruik in synagogen en kerken haast als vanzelf bepaalde boeken een zeker gezag toegekend en andere niet.

Omdat dit themacafé over Paasverhalen gaat, beperk ik me in het vervolg tot de vorming van het Nieuwe Testament. De boeken en brieven die daar nu in staan, zijn over het algemeen ook de boeken die al van meet af aan het meest zijn gelezen. Wat op de concilies van Hippo Regius (393 n.C.) en Carthago (397 en 419 n.C.) is vastgesteld, is simpelweg een bekrachtiging van de gegroeide praktijk.

Aanvullingen en correcties

Waarin verschillen de boeken die buiten de canon zijn gevallen met die we in de Bijbel vinden? Allereerst zijn ze (stukken) jonger dan de canonieke boeken. Uitzonderingen zijn (delen van) het Thomasevangelie, een boek met de titel ‘Herder van Hermas’ en de zogeheten ‘Leer van de Twaalf Apostelen’ (ook wel Didachè genaamd), die mogelijk al tegen het einde van de eerste eeuw of het begin van de tweede eeuw het licht zagen. Als dat klopt, zouden ze net zo oud zijn als de jongste boeken van het Nieuwe Testament.

Bovendien, omdat ze zoveel later zijn geschreven dan de Bijbelboeken zijn de boeken die de canon niet hebben gehaald, meestal pogingen om de inhoud van de erkende geschriften te corrigeren, aan te vullen of te verduidelijken. We noemen ze apocrief, een woord dat oorspronkelijk ‘geheim’ of ‘verborgen’ betekent, maar wat in de loop van de tijd is gaan uitdrukken dat ze niet-gezaghebbend zijn en buiten de canon zijn gebleven.

Hoeveel apocriefe boeken zijn er eigenlijk uit de nieuwtestamentische periode en erna? Als ik er de handboeken op na sla kom ik aan 33 apocriefe evangeliën, 7 handelingen van de apostelen, 9 openbaringen, 1 orakel, 10 brieven, 52 gnostische boeken, waaronder 25 evangeliën, 4 overige geschriften op naam van apostelen en een rubriek van 12 boeken die zich lastig laten indelen. Van lang niet alle boeken beschikken we over de (volledige) tekst. Sommige kennen we alleen maar doordat latere schrijvers er naar verwijzen of eruit citeren.

Apocriefe Paasevangeliën

Apocriefe evangeliën zijn er in verschillende soorten en maten. Complete beschrijvingen van het optreden van Jezus, zoals we die wel vinden in de canonieke evangeliën, zijn het zelden. Ze beperken zich meestal tot uitspraken van Jezus, of tot een bepaalde fase in zijn leven. Zo zijn er bijvoorbeeld kindheidsevangeliën en evangeliën met alleen woorden (logioi) van Jezus. En er zijn evangeliën die zich beperken tot verhalen rond het Paasgebeuren.

Als apocriefe boeken vooral aanvullingen en correcties willen zijn, wat hebben ze dan toe te voegen aan het overbekende Paasverhaal, zoals we dat kennen uit Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes? Ik zou willen voorstellen: oordeel zelf. In het nu volgende wil ik drie evangeliën bespreken: het evangelie van Judas, het evangelie van Nicodemus en het evangelie van Petrus. Samen vertellen ze het verhaal van de uitlevering van Jezus aan de autoriteiten, Jezus’ verblijf in het dodenrijk en de opstanding.

Evangelie van Judas (CC, Wolfgang Rieger)

Het evangelie van Judas

In 2006 slaat de publicatie van een onbekend evangelie in als een bom: het verloren gewaande evangelie van Judas. De vertaling uit het koptisch is gemaakt in opdracht van het bekende tijdschrift en televisienetwerk National Geographic, wat goed is voor wereldwijde aandacht. Het evangelie zelf is al veel eerder ontdekt. Al eind jaren ’70 duikt het op in Midden-Egypte, in een verzamelband met drie andere geschriften. Een Egyptische juwelier krijgt het in handen en probeert het vervolgens te slijten in Europa en Amerika.

Het boek raakt door allerlei gedoe en intriges zwaar beschadigd. Pas in 2000 wordt het manuscript officieel erkend als de tekst van het evangelie van Judas. Daarna gaat het snel. Een Zwitserse stichting coördineert de aankoop en restauratie, waarna kenners zich over de tekst kunnen buigen. Het hele proces is door National Geographic samengevat in een documentaire.

Ouderdom

Voor een apocrief evangelie is de tekst tamelijk oud. De ontdekte verzamelband komt uit ca. 300 n.C. Maar het evangelie van Judas is vrijwel zeker al bekend bij kerkvader Irenaeus, die er anno 180 n.C. het volgende over schrijft:

“Nog weer anderen (nl. andere gnostici) zeggen dat Kaïn afstamde van de hoogste Macht en zij beweren dat Ezau, Korach, de Sodomieten en al dergelijke personen met henzelf verwant zijn. Om deze reden is niemand van hen, hoewel ze door hun Schepper zijn aangevallen, enig kwaad overkomen. Want Wijsheid (Sophia) rukte datgene wat haar toebehoorde uit hen weg tot haarzelf. En Judas, de overleveraar was van al deze dingen zeer goed op de hoogte, zo zeggen zij. Want anders dan de anderen kende alleen hij de waarheid en zo volvoerde hij het geheimenis van de overlevering. Door zijn tussenkomst zijn alle aardse en hemelse dingen losgemaakt, zo melden zij. En zij voeren hiervoor een verzonnen werk aan, dat zij het Evangelie van Judas noemen.”

Tegen de Ketterij I, 31.1

Gnosis

Het evangelie van Judas is een zogeheten gnostisch geschrift. Wat houdt dat in? Gnosis betekent letterlijk ‘kennis’, maar er wordt in dit verband ‘geestelijk inzicht’ mee bedoeld, d.w.z. kennis die je niet uit boeken haalt, maar die je krijgt door verlichting. Wie eenmaal is verlicht, heeft kennis over God, het goddelijke, de natuur, de mens en de verhouding ertussen. En die kennis is voor niet-verlichten nauwelijks te volgen.

Ik zal proberen handzaam samen te vatten wat gnostici vanuit gaan. In de wereld van de gnosis is de hoogste God niet de schepper van de wereld. We danken de wereld aan een boosaardige lagere god, Jaldabaoth, die zelf een onvolkomen creatie is van Barbelo, de moederlijke kant van God. Ook de buitenkant van de mens – nl. zijn lichaam – is een schepping van Jaldabaoth. Maar van binnen heeft de mens, dankzij de ingeblazen adem van Jaldabaoth, wel een deeltje van de goddelijke lichtwereld. Gnosis wil de mens herinneren aan die lichtwereld.

Inhoud evangelie van Judas

Judas, zo vertelt het evangelie dat zijn naam draagt, herkent in Jezus de wereld van Barbelo en niet die van de lagere god die de wereld heeft geschapen. Jezus is dus niet van deze wereld, erkent Judas. En hij is, zo vertelt het evangelie, van alle discipelen de enige die dat ziet.

Daarop neemt Jezus hem apart en wijdt hem in. Het evangelie is daar het verslag van. “Deze openbaring geschiedde gedurende acht dagen en drie dagen voor de viering van Pasen”, zo staat aan het begin van het evangelie te lezen.

Jezus praat Judas bij over de goddelijke wereld, de schepping, de komende ondergang van de aarde en de verlossing van de uitverkorenen, d.w.z. hen die verlicht zijn. Het is zonder meer erg ingewikkelde materie, maar Judas lijkt het allemaal moeiteloos te snappen. Dan volgt er een zin waar het evangelie van Judas misschien wel het meest bekend om is geworden: “Want jij zal de mens offeren die mij bekleedt”, zo zegt Jezus tegen Judas.

Wat staat hier? Kenner Hans van Oort meent dat Jezus naar Judas wijst als degene die Hem zou verlossen van zijn uiterlijke, aardse, door de lagere god geschapen omhulsel en zo de innerlijke christus zou bevrijden die in Jezus zit. Maar anderen menen dat Judas er ondanks de dagenlange openbaring niets van heeft begrepen en Jezus alsnog voor geld verraadt aan de autoriteiten.

Het evangelie zelf blinkt op dit punt uit in vaagheid. Dat komt mede doordat het manuscript ernstig is beschadigd, waardoor een deel van de tekst verloren is gegaan. De laatste woorden van het evangelie luiden: “[De Schriftgeleerden] naderden tot Judas en zeiden tot hem: ‘Wat doe je hier? Jij bent de ware discipel van Jezus!’ Hij antwoordde hen overeenkomstig hun wens. En Judas ontving enig geld. En hij gaf Hem aan hen over.”

En daar stopt het evangelie van Judas. Er volgt geen proces, geen terechtstelling en geen opstanding. Alles draait om wat Jezus vertelt over de goddelijke wereld en de conclusie die Judas daaruit trekt, waarna hij Jezus uitlevert. Dat de schrijver van het evangelie juist Judas tot hoofdpersoon neemt, is door sommigen wel uitgelegd als een provocatie aan het adres van de kerk.

Giotto, Verraad van Judas (CC)

Het evangelie van Nicodemus

Het evangelie van Nicodemus handelt niet zozeer over het leven van Jezus, maar over zijn proces, lijden en sterven en alles wat daarna zou hebben plaatsgevonden. Het bestaat in feite uit twee geschriften, namelijk (1) de Handelingen van Pilatus en (2) Jezus’ afdaling in het dodenrijk. Beide documenten zijn in de vroege middeleeuwen samengevoegd tot wat we nu kennen als het evangelie van Nicodemus. Het is niet helemaal duidelijk hoe oud de afzonderlijke delen zijn. De handschriften waarover we beschikken zijn vierde-eeuws, maar mogelijk gaat de tekst terug tot de tweede eeuw.

Evangelie van Nicodemus (CC)

De Handelingen van Pilatus

De Handelingen van Pilatus ogen als een nauwgezet verslag van het proces tegen Jezus. Waar de rechtszaak in de Bijbelse evangeliën bijna als een routineklus wordt afgewerkt, met een haast verveelde Pilatus, pakt de Romeinse gouverneur het in het evangelie van Nicodemus grondig aan. Uitgebreid hoort hij de joodse leiders uit over hun grieven aan het adres van Jezus en ook is er een lange dialoog met Jezus zelf. Een fragment daaruit:

“Pilatus riep de oudsten, priesters en levieten dichterbij en zei zacht tegen hen: ‘Doe dit niet. Op geen van uw beschuldigingen staat de doodstraf. U beschuldigt Hem er alleen van de sabbat te hebben ontheiligd door te genezen.’ Ze antwoordden: ‘Als iemand de keizer bespot, wordt hij toch ter dood veroordeeld?’ ‘Dat is zo’, zei Pilatus. ‘Dus iemand die de keizer bespot wordt ter dood veroordeeld’, zeiden ze. ‘Maar deze man heeft God bespot.’ De gouverneur beval alle joden het gerechtsgebouw te verlaten en riep Jezus bij zich: ‘Wat moet ik met u doen?’ vroeg hij. Jezus antwoordde: ‘Wat u is gegeven te doen.’ ‘Hoe is het mij gegeven?’ vroeg Pilatus. Jezus antwoordde: ‘Mozes en de profeten hebben mijn dood en opstanding voorspeld.’ De joden, die dit hadden afgeluisterd, zeiden tegen Pilatus: ‘Wat moet u nog meer dan deze laster horen?’ ‘Als dit laster is’, antwoordde Pilatus, ‘neem hem dan mee naar uw synagoge en vonnis hem volgens uw wet.’”

Handelingen van Pilatus

Dan melden zich allerlei mensen die door Jezus zijn genezen. Ze getuigen van zijn onschuld, zoals de verlamde man in Bethesda, de blindgeborene, een melaatse man, de vrouw die aan bloedvloeiingen leed. Maar steeds blijven de joodse leiders bij hun beschuldigingen. Pilatus weet het dan niet meer, laat Jezus geselen en vervolgens kruisigen. Een van de joodse leiders, Nicodemus (die we kennen uit Johannes 3), waarschuwt daarop zijn mede-leiders dat ze Gods toorn over zich hebben afgeroepen. Boos sluiten ze hem op.

Op sabbat komen de soldaten die het graf hadden moeten bewaken melden dat een engel de steen van de opening had weggerold. De joodse leiders horen het aan en geven de soldaten geld om te zwijgen. Maar dan haasten zich een priester, een leraar en een leviet uit Galilea naar Jeruzalem om te vertellen dat ze in Galilea Jezus zijn leerlingen hebben zien onderwijzen, waarna Hij ten hemel voer.

Dan vertelt Nicodemus zijn verhaal. Toen hij opgesloten zat gebeurde er een wonder:

“Om middernacht, toen ik aan het bidden was, werd het huis waarin jullie me hadden opgesloten bij zijn vier hoeken opgeheven. Er scheen iets als een bliksemschicht in mijn ogen en ik viel vol angst op de grond. Maar iemand pakte me bij de hand en voerde me weg, er werd iets als water van hoofd tot voeten over me uitgegoten en ik rook de geur van iets als mirre. Die persoon veegde mijn gezicht af, kuste me en zei: ‘Wees niet bang, Jozef. Open je ogen en zie wie met je spreekt. Toen ik opkeek zag ik Jezus. Trillend van angst dacht ik dat Hij een geest was. Daarom sprak ik de tien geboden uit, maar Hij sprak ze met me mee. U weet dat een geest wanneer hij iemand de tien geboden hoort uitspreken onmiddellijk op de vlucht slaat. Dus toen ik hoorde dat Hij ze samen met mij uitsprak vroeg ik Hem: ‘Rabbi Elia?’ ‘Dat ben ik niet’, antwoordde Hij. ‘Wie bent u dan, Heer?’ vroeg ik. Hij zei: ‘Ik ben Jezus.’”

Handelingen van Pilatus

Jezus’ afdaling in het dodenrijk

Waar de Handelingen van Pilatus vooral veel aanvullingen bevatten op de ons bekende evangelieverhalen, vertelt Jezus’ afdaling in het dodenrijk een heel nieuw verhaal. De tekst is in feite een uitwerking van Mattheüs 27, 51b-53: “De aarde beefde en de rotsen scheurden; ook werden de graven geopend en veel lichamen van heiligen die ontslapen waren, werden opgewekt; en na Zijn opwekking gingen zij uit de graven, kwamen in de heilige stad en zijn aan velen verschenen.”

Jezus’ afdaling in het dodenrijk is net als de Handelingen van Pilatus geschreven als een onderzoek naar wat er is gebeurd kort voor en na de dood van Jezus. Het begint ermee dat de joodse leiders de zonen van Simeon verhoren die onlangs zijn begraven, maar die uit hun graven tevoorschijn zijn gekomen en nu in Arimatea wonen. Zij vertellen dat ze na hun dood in het Dodenrijk waren en beschrijven wie er allemaal nog meer verbleven.

Dan, zo vertellen de zonen van Simeon, komt Satan een praatje maken met Hades, de bewaker van het Dodenrijk. Hij kondigt aan dat er straks een zekere Jezus komt. Hades moet ervoor zorgen dat hij Jezus goed vasthoudt, zodat Hij niet kan ontsnappen. Dat risico zit er immers in, omdat Jezus tijdens Zijn leven al zovelen heeft doen opstaan uit de dood. De tekst vervolgt:

Duccio di Buoninsegna, Afdaling in de hel (CC)

“Terwijl Satan en Hades zo met elkaar spraken, klonk er ineens een stem als een donderslag: ‘Heersers, open je poorten; eeuwige poorten, ga open! De koning van de glorie gaat naar binnen.’ Toen Hades dat hoorde, zei hij tegen Satan: ‘Ga als je kunt naar buiten en houd hem tegen.’ Satan ging naar buiten, waarop Hades zijn dienaren beval: ‘Sluit de bronzen deuren stevig, zet er de ijzeren sluitbalken voor, houd alles onder dit geweld vergrendeld. Houd stand en let goed op. Als Hij hier binnenkomt, zal ons een groot onheil treffen.’”
“De stem klonk opnieuw: ‘Open de poorten!’ Toen Hades dit voor de tweede keer hoorde, deed hij alsof hij nergens van wist. ‘Wie is die koning van de glorie?’ vroeg hij. [Daarop] werden de bronzen poorten verbrijzeld, de ijzeren sluitbalken gebroken en de vastgeketende doden allen van hun ketenen bevrijd. De koning van de glorie kwam binnen als een mens en alle donkere uithoeken van het dodenrijk werden licht. Hades schreeuwde onmiddellijk: ‘Wee ons, we zijn verslagen! Wie bent u die zo sterk en machtig is?’”
“Hierop greep de koning van de glorie de opperste heerser Satan bij zijn hoofd en leverde hem over aan de engelen, terwijl Hij zei: ‘Keten zijn handen, voeten, hals en mond met ijzeren ketenen.’ Daarna leverde Hij hem over aan Hades. ‘Hier’, zei hij, ‘houd hem vast tot aan mijn tweede komst.’” [Daarop] stak de koning van de glorie Zijn rechterhand uit, pakte vader Adam en richtte hem op. Toen wendde Hij zich tot de anderen en zei: ‘Luister allemaal. Jullie moesten sterven door het hout waarnaar hij greep, maar Ik wek jullie weer op door het hout van het kruis.’ Hierop liet Hij hen allemaal naar buiten gaan.”

Jezus’ afdaling in het dodenrijk

Ik heb iets uitgebreider geciteerd uit Jezus’ afdaling in het dodenrijk, omdat het verhaal namelijk een belangrijk onderdeel vormt van het Paasverhaal in de Oosters Orthodoxe Kerk. Waar op afbeeldingen in het Westen Jezus alléén opstaat uit het graf, zien we op oosterse iconen van de opstanding Jezus staan op de poorten van het Dodenrijk met Adam en Eva aan de hand (zie afbeelding bovenaan). Het is een metafoor, een beeld dat, als ik het vrij vertaal, laat zien dat we alleen een nieuw begin kunnen maken als we het verleden recht hebben gedaan.

Het evangelie van Petrus

Het evangelie van Petrus behoort tot de oudste apocriefe evangeliën die we kennen. Er is een brief van bisschop Serapion (190-211) waarin hij vertelt dat hem een evangelie is getoond dat van Petrus zou zijn. De tekst zelf dook pas op in de winter van 1886-7 in het graf van een monnik.

Het begin van het evangelie is verloren gegaan. We vallen er in als Jezus wordt gekruisigd. Ogenschijnlijk volgt het verhaal de lijn die we kennen uit de canonieke evangeliën. Alleen roept Jezus als Hij sterft: “Mijn kracht, mijn kracht, gij hebt mij verlaten!” Vervolgens sterft Jezus niet, maar wordt Hij ‘opgenomen’.

Evangelie van Petrus (CC)

Veruit het meest unieke aan de tekst van het evangelie van Petrus is het moment van de opstanding. Want we ontmoeten daar drie mannen met kosmische afmetingen en een sprekend kruis.

“In de nacht nu waarna de dag des Heren aanbrak, toen de soldaten telkens twee aan twee op wacht stonden, klonk er een luide stem in de hemelen, en ze zagen de hemelen opengaan en twee mannen in een helder licht naar beneden komen, en ze gingen dichtbij het graf staan. De steen die voor de ingang van het graf was geplaatst begon uit zichzelf te rollen en ruimte te maken, en het graf werd geopend, en beide jonge mannen gingen naar binnen. Op het moment dat de soldaten dit zagen, wekten ze de hoofdman en de oudsten – want zij waren er ook om het graf te helpen bewaken. En toen zij vertelden wat ze gezien hadden, zagen ze opnieuw drie mannen uit het graf komen, en twee van hen ondersteunden de andere en een kruis volgde hen, en de hoofden van de twee raakten de hemel, maar het hoofd van degene die zij bij de hand voort leidden kwam boven de hemelen uit. En ze hoorden een stem vanuit de hemelen die uitriep: ‘Hebt gij aan hen die sliepen het heil verkondigd?’ En vanaf het kruis was te horen: ‘Ja.’ Deze mannen beraadden zich daarom met elkaar, of ze naar Pilatus moesten gaan om dit te vertellen. En terwijl ze nog aan het beraadslagen waren, zag men de hemelen opnieuw open gaan en een man daalde neer en ging het graf binnen.”

Evangelie van Petrus

Het evangelie van Petrus vult zo in wat Mattheüs niet vertelt. Mattheüs schrijft: “Plotseling begon de aarde hevig te beven, want een engel van de Heer daalde af uit de hemel, liep naar het graf, rolde de steen weg en ging erop zitten. Hij lichtte als een bliksem en zijn kleding was wit als sneeuw. De bewakers beefden van angst en vielen als dood neer.”

De wachters zijn bij Mattheüs net zo goed getuigen van de opstanding. Alleen zwijgen ze over wat ze precies hebben gezien. Daarom lezen we niets over het moment dat Jezus daadwerkelijk uit het graf stapt. Het evangelie van Petrus beschrijft in feite wat Mattheüs níet zegt, maar wel suggereert.

Giotto, Opstanding (CC)

Slotsom

De Paasverhalen in de Bijbelse evangeliën vertellen veel, maar blijven op een aantal punten tamelijk schimmig. Hoe kwam Judas er eigenlijk toe om Jezus te verraden? Wat trok Pilatus nou over de streep om een man die hij zelf onschuldig vond ter dood te veroordelen? Waarom gingen op Paasmorgen alle graven open, zoals Mattheüs beschrijft? En hoe zag het moment van opstanding eruit?

Zoals ik het zie, hebben de apocriefe evangeliën op al die vragen (en meer) een antwoord willen geven. Ze probeerden als het ware de gaten te vullen die de Bijbelse evangeliën met hun verhalen openlieten. Of de apocriefe Paasevangeliën dat overtuigend hebben gedaan? Ik heb vrij uitgebreid geciteerd om u daarover zelf een oordeel te laten vormen.

Persoonlijk hou ik juist erg van het open karakter van de Paasverhalen zoals we die in de Bijbel vinden. De verhalen laten iets van een mysterie in stand. Zeker de oudste boeken doen dat, nl. de brieven van Paulus waarin helemaal niets staat over wat er nu allemaal precies met Jezus gebeurde rond die fatale Pesachviering.

Ook het beeld van het lege graf in de evangeliën en de conclusies die je daaraan kunt verbinden, fascineren me. Daardoor blijft het verhaal open en kan ik me erdoor laten raken.

Aries van Meeteren

Meer lezen:

J. Barton, De Bijbel (2019) – over de totstandkoming van de canon.
J. Slavenburg. Het Grote Boek der Apokriefen. Geheime vroegchristelijke teksten (2009) – het meest uitgebreide overzicht van apocriefe teksten in het Nederlands.
J. van Oort, Het evangelie van Judas (2007) – tekst en toelichting, ook t.a.v. de gnosis.
A.F.J. Klijn, Apokriefen van het Nieuwe Testament I (1990) – tekst en toelichting op o.a. de evangeliën van Nicodemus en Petrus.

Tags: , , , , , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top