Tegen de wind in plassen, waarom doen we dat toch?

In Amsterdam is een wat bijzondere spreuk te vinden boven een poort tussen het Leidseplein en het Max Eeuweplein. Er staat ‘Homo sapiens non urinat in ventum’, wat zoiets betekent als: een wijs man plast niet tegen de wind in. Het is potjeslatijn, want het werkwoord urinare bestaat in die taal helemaal niet.
De spreuk is een grap van architect Kees Spanjers. De tekst heeft van meet af aan op de bouwtekeningen gestaan, vertelt hij ergens. Maar kennelijk was er niemand die de woorden kon lezen. Daarmee is de spreuk meteen ook een aanklacht tegen de teloorgang van de kennis van het Latijn.
Waarheid als een koe
Maar grap of niet, het is natuurlijk ook gewoon een waarheid als een koe. Een wijs mens plast niet tegen de wind in. Daar heb je alleen jezelf maar mee. Toch? Maar hoe wijs is de mens? Niet zo wijs, denk ik wel eens. Want we plassen in figuurlijke zin nogal eens tegen de wind in.
Ik weet dat sporten goed voor me zou zijn. Maar ik doe het niet. Zonde van mijn tijd, denk ik dan. Maar goede kans dat ik er ooit spijt van ga krijgen. Ook in het groot zie ik hoe bijvoorbeeld politici en het bedrijfsleven bepaalde beslissingen voor zich uitschuiven die met name met het oog op de lange termijn onontkoombaar zijn. Ze plassen tegen de wind in. En zo worden we allemaal nat.

Waarom doen we dat toch? Het lijkt wel of we niet anders kunnen. Nu is dat al een oud inzicht. Socrates stelde de menselijk ziel al voor als een tweespan met een licht en een donker paard. Het fragiele lichte paard staat voor onze hooggestemde idealen over wat goed is en het krachtige donkere paard stelt onze driften voor, onze gerichtheid op wat goed voelt. Aan ons ‘ik’ als menner de taak om het span de goede kant op te sturen.
Tegenwoordig stellen we die dualiteit vooral voor als een evolutionair probleem. Want wij zijn de enige soort op aarde die sociaal is en tegelijk behept is met een sterke individuele wil, gericht op het eigen belang. Dat is vragen om problemen. Want beide oriëntaties kunnen stevig botsen.
Veertigdagentijd
Niet voor niets begint de veertigdagencyclus met de verzoeking in de woestijn, een verhaal dat draait om de dualiteit in de mens. En in het verhaal klinkt de uitnodiging om niet de weg van de minste weerstand te kiezen, maar oog te houden voor het grote geheel. Want als we even niet opletten en vergeten om een goede positie te kiezen, piesen we voor we het weten tegen de wind in. Een homo sapiens kan beter nadenken. En beter kiezen.

Ik lees dat de tekst ‘Homo sapiens non urinat in ventum’ in Amsterdam de plek siert waar ooit een huis van bewaring heeft gestaan. Eigenlijk wel heel symbolisch. Want we weten natuurlijk allemaal wel dat we beter niet tegen de wind in zouden moeten plassen. Maar we doen het toch. Om het in het Latijn te zeggen: Nemo mortalium omnibus horis sapit (geen sterveling is elk ogenblik wijs).
Aries van Meeteren