Oost-Indisch doof?

Sinds een maand of drie huppelt in ons huis een tweede poesje rond: Janneke. Toen we haar net hadden geadopteerd was ze een kitten van acht maanden. Ze had een opvallend spits snuitje en grote oren. Aarzelend vroegen we aan de dierenarts of het wel een ‘Europese korthaar’ was. ‘Jazeker!’, luidde het antwoord.

Maar misschien hadden we beter ‘Oost-Indische korthaar’ in haar paspoort kunnen laten noteren. Want hoewel Janneke een ontzettend lieve poes is, luistert ze nauwelijks – in tegenstelling tot Sofie. ‘Nee’ komt niet in haar woordenboek voor. Dus kunnen we haar elke dag een keer of tien van het aanrecht halen (‘Nee Janneke, het fornuis is heet’) of van de wc-pot (‘Nee Janneke, je zal niet de eerste poes zijn die verdrinkt in een wc’) of het toetsenbord (‘Nee Janneke, qwiqeyfuiowefuvdilv). Om maar te zwijgen over het belagen van onze andere poes Sofie (‘Nee Janneke…’).

Oost-Indisch doof is als uitdrukking gemunt in de negentiende eeuw, op het ‘hoogtepunt’ van onze koloniale macht – toen het huidige Indonesië nog tot het Koninkrijk der Nederlanden behoorde – en slaat op ‘doen alsof je niet hoort dat iemand je iets vraagt of iets tegen je zegt’. Het komt neer op domweg niet willen luisteren.

Niet willen luisteren is bepaald niet iets van de negentiende eeuw. En met Oost-Indië heeft het al helemaal niets te maken. Het is hartstikke actueel! Ik krijg wel eens de indruk dat we het luisteren verleerd zijn. En dat gaat veel verder dan het luisteren naar commando’s, zoals in het geval van onze poes Janneke (‘hadden we maar een hondje moeten nemen’).

Luisteren
Als ik tv kijk of social media afstruin lijkt het wel of we alleen nog goed zijn in praten, in het geven van onze mening. Luisteren, écht luisteren is er nauwelijks bij. In praatprogramma’s worden mensen voortdurend afgekapt of erger nog: overschreeuwd. Presentatoren stellen wel vragen, maar lijken nauwelijks geïnteresseerd in het antwoord. Debatten zijn soms weinig meer dan een uitwisseling van meningen.

Goed luisteren is zoveel meer dan alleen het aanhoren van de woorden van een ander. Het komt erop aan om jezelf te openen voor een ander. De Amerikaanse filosoof Michael Sandel zegt: “Luisteren is een kunst. Het vereist de bereidheid om van mening te veranderen.”

Luisteren staat ook centraal in de Hebreeuwse Bijbel. De kernzin van het joodse geloof begint ermee: ‘Hoor Israël!’ (Deuteronomium 6,4). Daarmee is geen ‘horen’ bedoeld in de zin van ‘gehoorzamen’. Het gaat om luisteren met het hart. Dat is een luisteren dat ruimte maakt voor de ander die anders is dan jij. Deuteronomium bedoelt er ruimte voor God mee, Sandel heeft het over ruimte voor onze medemensen. Ik vraag me af of dat niet op hetzelfde neer komt.

Moed
Echt luisteren vereist moed. Het maakt ons kwetsbaar. Wie echt naar een ander luistert en hem of haar probeert te begrijpen, zou wel eens zijn eigen zekerheden kunnen kwijtraken. Maar het is volgens mij het enige dat helpt tegen de ziekte van onze tijd, nl. het geloof dat wíj het centrum van de wereld zijn (en Oost-Indisch doof-zijn is daar een symptoom van).

Luisteren is ook spiritueel. Het daagt ons uit, voert ons uit onze comfort zone. Het zijn mensen die níet zijn zoals wij, die ons dingen kunnen leren, die ons wijzen op denkfouten, blinde vlekken. Het zijn juist díe mensen die ons doen groeien. Ik wens ons allemaal een luisterend oor toe!

Aries van Meeteren

Tags:

Related posts

Comments are currently closed.

Top