O hemel, zei de krokodil

Ik ben een groot fan van de dierenverhalen van Toon Tellegen. Niet voor niets lees ik er met enige regelmaat een voor in de diensten. De verhalen zijn niet alleen grappig – met al die dieren die menselijke (on)deugden verbeelden – maar er zit ook vaak een onuitgesproken laag onder die een bijzonder licht werpt op de hoogten en diepten van ons leven. Ze roeren, met andere woorden, iets existentieels aan. En het knappe van Toon Tellegen is dat hij dat voor elkaar krijgt zonder die diepere laag te benoemen. De lezer of hoorder mag die zelf aanwijzen. Show, don’t tell.

Dat de dierenwereld een dankbaar beeld is voor de mensenwereld, wisten de Bijbelschrijvers en de Oude Grieken ook al. En ook de fabels van Jean de la Fontaine (1621-1695) zijn wereldberoemd. Toon Tellegen staat dus in een respectabele traditie. Recent heeft Wim Jansen zich in het rijtje gevoegd. Hij is oud-predikant van Vrijzinnig Delft en de Vrijzinnige Koorkerkgemeenschap in Middelburg. Maar hij heeft met zijn dierenverhalen, in tegenstelling tot Tellegen, wél een expliciete missie. Hij wil ‘zoiets als God ter sprake brengen.’

God

Dierenverhalen zijn voor Jansen een manier om het over iets te hebben dat eigenlijk te groot is voor onze taal: het goddelijke. Taal is een prima middel om te benoemen wat we zien, horen, voelen of ruiken – kortom de dingen die bestaan. Maar hoe praat je over iets wat niemand ooit heeft gezien of gehoord, gevoeld of geroken? Dat is een stuk lastiger. Daarom roept Jansen de verbeelding te hulp.

Hij creëert een fantasiewereld vol pratende dieren die het op de een of andere manier over God hebben. De bedoeling is dan dat de verhalen aanzetten vormen voor een goed gesprek met kinderen, jongeren en zoekende volwassenen “voor wie het woord ‘God’ niet vanzelfsprekend maar evenmin kansloos is.” Een soort catechisatieboekje nieuwe stijl dus.

De vraag is: werkt dat?

In meerdere verhalen doen dieren uitspraken die me ontroeren of aan het denken zetten. Neem het verhaal over de rat die zich bij het ‘Grote en Eeuwige Licht’ beklaagt: “Ik draag uw schoonheid, maar het mensdier ziet het niet.” Intrigerend is ook de vergadering van alles wat bestaat, waar iedereen mag zeggen wie of wat God nu eigenlijk is – en waar een kind uiteindelijk vraagt: “Maar als Alles Wat Bestaat hier bijeen is, waarom is God er zelf dan niet?”

Wat een gesprek naar aanleiding van het boekje ook zal helpen is dat de God die Jansen ter sprake brengt tamelijk divers is. Nu weer is zij (!) een soort alwetende schepper met een bijzonder gevoel voor humor, dan weer een stofje in het mensenbrein. Het laatste verhaal is wat dat betreft de kers op de taart. Alle dieren vertellen hoe zij God zien, en steeds hangt dat nauw samen met hoe ze zelf zijn. Ik citeer een fragment:

God is een schild, zei de schildpad die naar zijn aard bescherming zoekt.
God is een schuilplaats, zei het konijn dat naar zijn aard graag in een holletje vertoeft.
God is als bliksem, zei de haas die naar zijn aard dol is op snelheid.
God is een spook, zei de vleermuis die naar zijn aard van griezelen houdt.

Domineesval

Helaas legt Jansen zijn boodschap er naar mijn smaak net iets te dik bovenop. Waar Toon Tellegen er een meester in is om niets uit te leggen – en de interpretatie zoveel mogelijk aan de lezer of hoorder over te laten – trapt Jansen mij net iets te vaak in de domineesval. Dat is jammer.

Zo is er een verhaal over een haas en een vos, waarin de haas de vos overhaalt om eens een peer te eten die in de boomgaard hangt. En net als de vos het probeert, schiet de boer hem dood. Jansen eindigt zijn verhaal dan met: “Nu had de vos zijn leven gebeterd en dit was zijn beloning.”

Ook de dialogen zijn mij soms wat te uitleggerig. Neem het gesprek tussen Sjakie de Zeeschildpad en Wannes de Zeehond. Ze liggen samen op het strand.

Heerlijk, zuchtte Sjakie, wat lig ik toch lekker in God!
Rare, zei Wannes, hoe kom je daar nou bij?
Ik heb wel geen godsdienstige opvoeding gehad, maar zoveel weet ik wel dat God daarboven in de hemel woont – een grote machtige zeehond.
In de hemel, zei Sjakie, daar is alleen maar hemel.
En dat gaat eindeloos door.
Er is alleen maar dit, deze lucht, dit water, deze ruimte, de zon… dat is allemaal hemel.
En dat noem ik allemaal God – weet je waarom?
Omdat het zo mooi is en zo groot en zo wonderlijk.
En dit strand is de wang van God.
Nu lig ik lekker tegen de wang van God.
[…]
O, maar, zei Wannes, dus God is niet de Grote Zeehond ver weg achter de wolken, maar dit allemaal?
Het strand, het licht, de zee, de blauwe lucht, de zon?
Jij noemt dit allemaal God?
O, maar dan, dan ben ik ook een stukje God!

Jansen is kortom minder subtiel dan Toon Tellegen. Maar dat komt ongetwijfeld door zijn nadrukkelijke missie om God ter sprake te brengen en ideeën aan te dragen voor een goed gesprek. Precies daar is het boekje prima voor geschikt. En let ook op de prachtige illustraties van zijn zoon Hans.

Wim Jansen, O hemel, zei de krokodil. 52 dierenverhalen voor jong en oud om zoiets als God ter sprake te brengen, illustraties Hans Jansen, Uitgeverij Van Warven (2019)

Tags: ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top