Heilige Onrust – of: ‘De drive om vooruit te komen’

Theoloog Frits de Lange begint zijn lezing over zijn boek Heilige Onrust. Een pelgrimage naar het hart van religie met de bekentenis dat hij het boek heeft geschreven zonder zelf ooit op bedevaart te zijn geweest. Dit in tegenstelling tot verschillende mensen in de zaal die wel een of meerdere pelgrimsroutes hebben gelopen.
Geloven is onderweg zijn
Maar dat hij zelf niet in de benen is gekomen, vindt De Lange geen bezwaar. Pelgrimeren is een beeld, een metafoor voor geloven. ‘Geloven is onderweg zijn’, zegt De Lange. ‘Iemand die op zijn zeventigste nog precies hetzelfde gelooft als op zijn zeventiende, daar is iets mis mee: die heeft niet geleefd.’ Sommigen zeggen het geloof na een tijdje zelfs helemaal vaarwel. Maar er kan een leegte blijven knagen. Wat dan?
Theologen zijn van huis uit geschoold om te helpen bij geloofsvragen. Ze varen als een veerman heen en weer tussen de woorden van de Bijbelse traditie en hun eigen tijd. Maar de laatste decennia komen hun antwoorden niet meer over, ziet De Lange. Dat wat zij vanuit de traditie de huidige cultuur te zeggen hebben, slaat niet meer aan. Ze lijden schipbreuk met hun theologische veerpontje.
Frits de Lange meent daarom dat theologen terug moeten naar de basis, naar ‘het hart van de religie’, zoals hij ook in de ondertitel van zijn boek aanduidt. En wat is dat hart van de religie? Dat is de ‘heilige onrust’ die De Lange ziet in de drive van pelgrims waarmee ze loslaten wat hen vertrouwd is en op reis gaan naar iets wat ze niet kennen en waarvan ze vooraf niet weten wat het hen brengt. Het is het volgen van een roepstem zoals Abraham deed in Genesis 12.
De reis is het doel
Maar de pelgrim van tegenwoordig is een andere dan vroeger. Voorheen hadden pelgrims een vastomlijnd einddoel: de bedevaartsplaats waarnaar ze op weg gingen. Tegenwoordig is het doel minder duidelijk. De reis zélf is het doel. De pelgrim 2.0 is een zoeker. Dat spirituele aspect onderscheidt hem of haar van een wandelaar.
Het gaat de pelgrim 2.0 om onderweg te zijn in het leven. Het zetten van de volgende stap. En dat maakt de moderne pelgrim volgens De Lange tot het ideale beeld voor de hedendaagse gelovige, die ook een zoeker is. Religie is dan niets anders dan het verlangen om op weg te gaan naar iets mooiers of beters in antwoord op Iets of Iemand die groter is dan jezelf bent en die je bij jezelf vandaan roept.
Dat is niet iets vanzelfsprekends. Frits ziet om zich heen veel mensen die als het ware niet meer vooruit te krijgen zijn. Die noemen zich wel gelovig, maar die houden vast aan wat ze als kind al hebben meegekregen aan overtuigingen. Ze missen het vertrouwen om op weg te gaan, ze zijn er niet van overtuigd dat het beter wordt als ze het oude loslaten en in de benen komen.
Als Frits met die blik naar het Oude Testament kijkt dan ziet hij daar de moderne pelgrim al in de grondverf staan. Hij ziet hoe Abraham op weg gaat naar een betere toekomst, hoe profeten vol passie het volk oproepen om in beweging te komen en hoe het messianisme ook de hoop op mooiere tijden levend houdt. In die dynamische traditie ontwaart Frits het hart van religie: opstaan en doorgaan, onderweg blijven!
God of het leven?
Hebben we God nodig op die tocht? Frits de Lange refereert aan ‘Compostella’, een documentaire van Freddy Mouchard over moderne pelgrims die over hun ervaringen vertellen. De hele docu lang valt het woord ‘God’ geen enkele keer. Kennelijk kan de pelgrim 2.0 zonder dat woord. De Lange neemt daar nog geen afscheid van. Dat wil zeggen: hij heeft niets meer met God als Iemand daarboven die helemaal los staat van deze wereld en daarin naar believen ingrijpt. Dat theïstische Godsbeeld mag weg, vindt De Lange.
Maar God als kracht ín mensen, God als drive, als ‘Heilige Onrust’, daar kan hij toch niet buiten. Die manier van over God spreken is niet nieuw, maar heel oud. Mystici hebben nooit anders gedaan. Wie problemen heeft met het woord ‘God’, omdat het zo beduimeld is geraakt, zou ervoor kunnen kiezen om in plaats van God ‘het Leven’ te zeggen. Spreken over God als het Leven is vitaal, laat De Lange zien. ‘Als je ‘leven’ in je voelt, ervaar je God in jezelf. Je kunt ook het leven zien in anderen en daarmee God ontdekken in die ander.’
‘Het Leven’ is maar een beeld. Er zijn evengoed andere beelden voor God denkbaar. Laten wij nu de Kerk met de Beelden zijn! Met ieder zijn eigen Godsbeeld. We hoeven elkaar niet van ons eigen gelijk te overtuigen. Geen nieuwe beeldenstorm! We kunnen het wel met elkaar hebben over hoe we die drive in ons ervaren. We kunnen, om het beeld van Frits de Lange over te nemen, met elkaar op weg gaan, gaan wandelen en elkaar zo ontmoeten. Pelgrimage als sleutel tot het hart van religie.
Moe
Na de pauze gaat De Lange drie kwartier in op allerlei vragen uit de zaal. Het voert te ver om die hier allemaal te bespreken. Twee licht ik er uit. Eén vraag luidt: ‘Ik worstel een beetje met dat vrijzinnige dogma dat je altijd maar moet zoeken en onderweg moet zijn. Daar word ik een beetje moe van. Mystici daarentegen vínden ook nog wel eens iets, ook al is het maar voor even.’
De Lange antwoordt: ‘Een vrouwelijke collega zei eens tegen me: je hebt een typisch mannelijk boek geschreven. Want waarom moet je nou altijd weg? Kom je nooit eens thuis? Ze heeft wel een punt. Toch blijf ik vasthouden aan de metafoor van de pelgrim. Want in tegenstelling tot een vluchteling, die ook op reis gaat en het oude leven loslaat, komt een pelgrim aan het eind van zijn reis weer thuis. Een vluchteling (heel vaak) niet. Thuiskomen is deel van een pelgrimage.’
De hemel
Een andere vraag gaat over de hemel: ‘Aan het eind van mijn reis, waar kom ik dan aan?’ De vraagstelster refereert aan het laatste hoofdstuk van ‘Heilige Onrust’ dat over het hiernamaals gaat.
De Lange: ‘Er is in ons een verlangen om thuis te komen. Ook aan het eind van onze reis, dus na onze dood. Is dat de hemel? We kunnen ons daar geen voorstelling van maken. Ik heb niets met een hemel als aanwijsbare plek waar je alleen binnenkomt als je gelooft. Volgens mij bestaat er niet zoiets als dé hemel. Er bestaan vele hemelen, zo heb ik ontdekt. Want de hemel is voor iedereen weer wat anders.’
De Lange komt aan het eind van de lezing nog terug op het woord ‘God’. ‘Dat woord is beduimeld geraakt, maar ik kan toch niet zonder. De theoloog Karl Rahner stelde ooit voor om het woord vijftig jaar niet te gebruiken. Maar dat lukt me niet. Er zit in die traditie van spreken over God zoveel moois wat je allemaal doorsnijdt als je een streep door het woord God zet. Voor mij is God een levende presentie. Maar ik zal niet meteen beginnen met dat woord.’
Al met al een goed bezochte en boeiende avond, met mensen van allerlei pluimage die onderling en met De Lange een levendige discussie voeren. Allemaal mensen onderweg, op hun eigen pelgrimstocht, die elkaar even ontmoeten en elkaar verrijken. Een klein doorkijkje naar het hart van religie.
Aries van Meeteren