De mooiste jaren van Nederland

Geconcentreerd rent Marilla Nienhuis naast haar hoepel. Ze tikt ertegen met een stokje om ervoor te zorgen dat het ding blijft rollen over de net aangelegde stoep van de Betuwestraat in Amsterdam. We schrijven ergens midden in de jaren ‘50. Het tafereel is vereeuwigd door de beroemde fotograaf Cas Oorthuys en is te zien op de kaft van het boek van historicus Han van der Horst, getiteld: ‘1950-2000. De mooiste jaren van Nederland’.

Op 11 april jl., als Van der Horst bij ons is voor een lezing over zijn boek, vertelt hij dat hij in mei 70 wordt. Hij heeft dus de hele periode die hij beschrijft zelf meegemaakt. Dat is te merken, want hij kleurt de lezing met tal van persoonlijke foto’s en verhalen. Zo vertelt hij dat hij vrijwel zeker is verwekt in een opklapbed op de zolder van zijn opa en oma van moederszijde, waar zijn pasgetrouwde ouders inwoonden. “En ik weet zeker dat enkele van u ook op een opklapbed zijn verwekt.” Er was nu eenmaal een groot gebrek aan woonruimte.

Horecava 68 in de RAI. Een nieuw soort opklapbed
Fotocollectie Anefo

Han van der Horst loodst ons met tientallen dia’s door de tweede helft van de twintigste eeuw. We halen herinneringen op aan stripboeken van Dick Bos, oude buizenradio’s, de eerste televisietoestellen, de Daffodil en tal van beeldbepalende politici. We zien Mopeds, Solexen, de Selvera’s, Anneke Grönloh, de Blue Diamonds en de alweer bijna vergeten Fouryo’s die in 1964 in het voorprogramma van de Rolling Stones stonden.

Minstens zo interessant zijn de grote lijnen die Van der Horst ziet als hij terugblikt op de voorbije decennia. Het einde van de Tweede Wereldoorlog bracht kortstondig een sfeer van bevrijding. Alles leek anders te gaan worden. Maar de gedroomde doorbraak bleef uit en oude structuren keerden terug, mede door het hardnekkige wantrouwen tussen protestanten, katholieken en socialisten. Er waren meer dingen die tegen zaten in de wederopbouwjaren. Denk aan de strijd in Indië, de woningnood, de watersnoodramp en de aanhoudend lage salarissen door de geleide loonontwikkeling.

Optimisme

Maar, zo onderstreept Van der Horst, het optimisme bleef groot. Iedereen was ervan overtuigd dat het steeds beter zou worden. En ondanks de problemen, was de vooruitgang inderdaad lange tijd onstuitbaar. Nederland was één grote bouwput. En er werden aan de lopende band uitvindingen gedaan die het leven aangenamer beloofden te maken, zoals Sunil (voor ‘de witste was met het minste werk’). En vergeet de opkomst van de ruimtevaart niet – the sky was the limit.

Nozems (Wikipedia)

Al halverwege de jaren ’50 kwamen de eerste barstjes in dat beeld. Ontevreden jongeren hingen rond op hun mopeds (na een prijsvraag van het Parool omgedoopt tot ‘brommers’). Deze nozems vormden de eerste generatie die niet langer dankbaar was voor de vooruitgang waar hun ouders zo hard aan werkten. Ze hadden geen zin om te studeren, zegt Van der Horst, en werkten in de fabriek.

Toch kwamen ook de nozems weer in het gareel. Allereerst doordat ze een meisje vonden dat wilde settelen. Maar ook het loslaten van de geleide loonontwikkeling in 1963 hielp mee. De lonen stegen soms wel tien tot vijftien procent en al snel was Nederland geen lagelonenland meer. Mensen konden zich de radio’s en televisies uit de reclame nu ook werkelijk veroorloven. Van der Horst wijst nog op een foto van het optreden van de Beatles in Blokker. Er is een reclame te zien van Honda – betaalbare Japanse spullen begonnen langzaam maar zeker de markt te overspoelen.

Conservatief

Door de toenemende welvaart hebben de zestiger jaren een linksig imago gekregen: alles kon en alles mocht, leek het wel. Van der Horst geeft toe dat hij dat beeld zelf ook lange tijd heeft gekoesterd. Maar als hij er de verkiezingsuitslagen op nakijkt, dan valt hem op dat Nederland in de jaren ’60 en ’70 opvallend conservatieve kabinetten heeft gehad. Zo was het voormalig duikbootkapitein Piet de Jong die Nederland als premier door het roerige slot van de sixties heeft geloodst. Hij leidde een tamelijk conservatief kabinet van KVP, VVD, ARP en CHU.

Piet de Jong (Wikipedia)

Natuurlijk is Nederland in de jaren ’60 wel degelijk veranderd. Mannen gingen hun haar langer dragen, vertelt Van der Horst. Verder veroverde de minirok het straatbeeld en de pil kwam beschikbaar. “En als ik in 1964 tegen mijn vader had gezegd: ‘Pa, ik ga samenwonen’, dan had hij me subiet het huis uitgezet (goed, ik was dan ook pas 15) en vijf jaar later zou hij, als ik had gezegd: ‘Pa, ik ga trouwen’, hebben gereageerd met: ‘Zou je niet eerst een tijdje gaan samenwonen?’”

Hoe is dat met elkaar te rijmen: een lossere moraal op het gebied van zeden en nauwelijks veranderingen in het politieke landschap? Dat komt volgens Van der Horst niet zozeer door het succes en de voortvarendheid van de jongeren, maar door de flexibiliteit van maatgevende figuren binnen de oudere generatie! Denk aan monseigneur Beckers die, weliswaar in bedekte termen, de pil toestaat, dominees die vrijzinniger worden en de teugels laten vieren. “En zo brak in Nederland niet de revolutie uit, maar de consumptiemaatschappij.”

Joop Atoom

Eigenlijk is Nederland in de jaren zestig en zeventig een betrekkelijk rechts land gebleven. Van der Horst illustreert dat aan de hand van het succes van de Telegraaf die in de jaren ’70 groeit van 250.000 tot 750.000 abonnees en daarmee op dat moment de krant met de op-één-na-grootste oplage is van het hele Europese vasteland. Hij wijst ook op mariniers die de Dam schoonvegen, Joop den Uyl die reactorvaten aan Zuid-Afrika wilde leveren (wat hem de bijnaam Joop Atoom opleverde), het kabinet Van Agt/Wiegel en niet te vergeten de uitgesproken nationale afkeur van de rellen tijdens de kroning van Koningin Beatrix.

Rellen tijdens inauguratie koningin Beatrix (Wikipedia)

En dan slaat de stemming om. Nederland krijgt in de jaren ’80 te maken met individualisme. De kabinetten Lubbers zetten het mes in de sociale zekerheid, de walkman (zelf luisteren naar je eigen muziek) wordt populair en het idee dat we als maatschappij samen ergens de schouders onder kunnen zetten erodeert. Zie de VVD-leus ‘Gewoon jezelf kunnen zijn’ (1982) of omroep Veronica die roept: ‘Je bent jong en je wilt wat’. Het pessimisme dat ons land vandaag de dag parten speelt, heeft zijn wortels in de jaren ’80, denkt Van der Horst.

Pessimisme

We hebben al bijna 20 procent van de 21ste eeuw erop zitten. De komende tijd moet Nederland af van fossiele brandstoffen en overstappen op schonere energie. In de jaren ’50 hadden we dat zo benaderd: “We staan voor een enorme uitdaging: we moeten ons land opnieuw uitvinden. Maar als we er echt met z’n allen aan werken, zullen we de transitie tot stand brengen!” En de overheid zou de regie hebben genomen. Maar tegenwoordig klinkt het anders: “U moet van het gas af. En u moet maar zelf een warmtepomp kopen. Sluit er maar een lening voor af of verkoop de grond onder uw huis aan de gemeente. Als u het niet voor uzelf oplost, dan zijn de gebakken peren voor u.” We hebben het verleerd om gezamenlijk een groot probleem aan te pakken, zegt Van der Horst.

Geen wonder dat we pessimistisch zijn. We voelen ons in de steek gelaten. Wat is dan eenvoudiger om anderen de schuld van onze problemen te geven, vraagt Van der Horst zich af. We wijzen naar immigranten, de EU, de elite. Zij zijn verantwoordelijk. Als zij verdwijnen, zijn onze problemen ook weg, geloven we. Liggen de mooiste jaren van Nederland dus achter ons? Zo somber wil Van der Horst niet zijn. We kunnen niet terug naar het verleden, maar wel zorgen dat we vasthouden aan de verworvenheden van de voorbije jaren.

(Wikipedia)

Zo zijn wij nu zelf dat hoepelende meisje op de voorkant van het boek ‘De mooiste jaren van Nederland’. Geconcentreerd bezig met wat we om handen hebben, en geen idee van wat de toekomst brengen moge. Maar met het boek van Van der Horst kunnen we wel terug kijken, herinneringen ophalen, verbanden zien en lijnen trekken.

Aries van Meeteren

Tags: ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top