De dans van Pasen – ‘Untill by turning we come around right’

Pasen is als het hervinden van een dans, de dans van het leven, zegt ds. Aries van Meeteren in zijn Paaspreek. Dat zit al een beetje in de naam ‘Pasen’. Dat betekent doorgang. Het is de doorgaande beweging van donker naar licht, van nacht naar dageraad, van dood naar leven. En dat is een beweging die altijd mogelijk is, ook als het geen Pasen is. Maar het is ook een beweging die niet vanzelf spreekt.

Introductie

Wie van jullie heeft ooit dansles gehad? Brons? Zilver? Goud zelfs misschien? Stel, we schuiven hier in de zaal alle stoelen aan de kant en we maken er een grote danszaal van. Een dansvloer in de kerk, moet kunnen. Een soort Paradiso. En stel, ik laat de laptop wat afspelen. Laten we eens kijken of we dan horen welke dans we moeten inzetten.

Eén-twee-drie; één-twee-drie; één-twee-drie. Als dat geen wals is… En deze dan:

Een onvervalste foxtrot van de enige echte Frank Sinatra: 1-2 zij-sluit. 1-2 zij-sluit. Nog eentje dan. Opnieuw een makkelijke:

Duidelijk een 1-2 chachacha. Hoewel ik ‘m vooral ken als de cocaracha, de recht-toe-recht-aan feestversie, zeg maar.

Allemaal vrij makkelijk te herkennen muzieksoorten. Met een driekwartsmaat, een vierkwartsmaat of een vierkwartsmaat met een gesplitste vierde tel: chachacha. Als je weet wat je hoort en je weet wat je moet doen, hoef je niet aan de kant te blijven zitten. Zoals ik. Maar… wat voor maat is dit?

Heeft iemand meegeteld? Het lied is geschreven in een vijfkwartsmaat. Je houdt een tel over. Je hoorde trouwens Agnetha Fältskog uit haar tijd vóór Abba. Ze zong de rol van Maria Magdalena in de Zweedse versie van Jesus Christ Superstar. Eigenlijk wel mooi dat uitgerekend zo’n ingewikkeld ritme is gebruikt voor een musical over de lijdenstijd. Een ingewikkeld ritme voor een ingewikkeld verhaal, zeg maar.

En toch, als je het een tijdje hoort, zo’n vijfkwartsmaat, verzin je er gewoon wat op. Tenminste, dat is wat ik doe. Dansen kan ik niet. Voor geen meter. Maar meebewegen wel. En soms er dwars tegenin, want maathouden lukt me niet zo goed. Over dansen en meebewegen op wat je misschien niet helemaal kunt volgen, soms aarzelend, zoekend en dan weer voluit, daarover straks meer. Eerst lezen we het gedicht ‘I worried a lot’ van Mary Oliver in een vertaling van Dirk van Leeuwen:

Ik bleef maar piekeren (I worried a lot)

Ik bleef maar piekeren. Zal de tuin
groeien, zullen de rivieren
in de juiste richting stromen, zal de
aarde omwentelen
zoals mij geleerd werd, en zo niet
hoe zal ik het rechtzetten?
Zat ik goed, zat ik fout, zal het mij
vergeven worden,
doe ik het goed genoeg?
Zal ik ooit kunnen zingen, zelfs de
mussen
kunnen dat en ik, wel,
ik ben hopeloos.
Lopen mijn ogen terug of verbeeld ik
het mij alleen maar,
ga ik reuma ontwikkelen,
of tetanus, of dementie?
Tenslotte zag ik dat me piekeren niets uithaalde.
Ik gaf het op. En met mijn oude lichaam
ging ik de ochtend in,
En ik zong.

Mary Oliver (vertaling Dirk van Leeuwen)

Marcus 16, vers 1 t/m 8

Toen de sabbat voorbij was, kochten Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jakobus, en Salome geurige olie om het lichaam van Jezus te balsemen. Op de eerste dag van de week gingen ze heel vroeg in de ochtend, vlak na zonsopgang, naar het graf. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Wie zal voor ons de steen voor de ingang van het graf wegrollen?’ Maar toen ze opkeken, zagen ze dat de steen al was weggerold; het was een heel grote steen. Toen ze het graf binnengingen, zagen ze rechts een in het wit geklede jongeman zitten. Ze schrokken vreselijk. Maar hij zei tegen hen: ‘Wees niet bang. Jullie zoeken Jezus van Nazaret, die gekruisigd is. Hij is opgewekt uit de dood, Hij is niet hier; kijk, dat is de plaats waar Hij was neergelegd. Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.”’ Ze gingen naar buiten en vluchtten bij het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik. Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden.

NBV21

Overdenking

Het is dit jaar precies 60 jaar geleden dat Sydney Carter een bijzonder Paaslied schreef. Lord of the Dance. U kent het lied misschien van de dansvoorstelling van Michael Flatley van jááren geleden (maar in oktober nog te zien in Ahoy en de RAI), u weet wel met Keltisch klinkende muziek en die typische tapdans:

Het spat werkelijk van het scherm. En het is dus eigenlijk een Paaslied. Niet in de dansvoorstelling van Flatley, want daarin is de tekst weggelaten. Maar het refrein van het lied gaat zo:

Het lied is een hervertelling van het verhaal van Jezus – van Bethlehem tot Pasen. Met daarin Jezus als danser die iedereen uitnodigt mee te doen, als het ware ten dans vraagt. De dans van de schepping, de dans van trouw, zoals het is vertaald in het Nieuwe Liedboek. U vindt het onder nummer 839.

Nu leende Carter, de schrijver en componist van Lord of the Dance de muziek weer van een heel ander lied: Simple Gifts. Dat is een lied dat dit jaar 175 jaar bestaat. Het is een lied van de Shakers. Die vormden ooit een wat bijzondere religieuze groepering in vooral de Verenigde Staten. De Shakers dansten tijdens hun vieringen – mannen en vrouwen strikt gescheiden, want Shakers leefden celibatair.

Het lied is een eenvoudige rondedans. Het gaat over buigen en draaien om zo weer goed uit te komen. Untill by turning we come around right. Buigen en draaien. De schrijver van het lied Lord of the Dance wist meteen dat hij die melodie voor zijn Paaslied wilde gebruiken. Want hij vond het helemaal passen, ook inhoudelijk. Hoezo? Wat heeft dat Shakerlied met Pasen te maken?

Een mogelijk antwoord vond ik in het nieuwste boek van schrijver en theoloog Frits de Lange. U weet wel, hij ooit eens in onze kerk geweest voor een lezing over een ander boek van zijn hand, ‘Heilige onrust’, een boek over pelgrimeren (zie foto). Zijn laatste pennenvrucht heet: ‘Overweldigend leven met wat je niet in de hand hebt.’ En in het boek gaat het onder meer over dansen.

Op de achterflap staat: “De klimaatcrisis en coronapandemie, oorlogsgeweld, psychisch en lichamelijk leed en problemen in onze sociale kring: al die dingen overweldigen en overmeesteren ons. Continu zijn we op zoek naar evenwicht en een manier om hiermee om te gaan. Maar hoe doen we dat?”

De Lange onderzoekt in zijn boek allerlei manieren. Hij zegt: je kunt proberen om je niet te laten raken door wat er allemaal gebeurt in je leven. Leven als een stoïcijn, zeg maar. Of met een variant: je kunt zeggen dat alles wat je overkomt is voorbeschikt en dat je het maar gelaten hebt te ondergaan. Je kunt ook amechtig proberen zelf controle te houden om nooit voor een verrassing te staan. Maar dat lukt niemand. De Lange zoekt het liever in een open houding, van nu weer meebewegen, dan weer ertegen ingaan. Dingen ondergaan én knokken. Een open houding die hij vergelijkt met dansen.

Ik las het en ik vond het eigenlijk wel een treffend beeld. Het leven komt in tal van ritmes, nu weer traag, dan weer opzwepend, soms in een maatsoort die je niet meteen thuisbrengt. En dan komt het aan op je draai vinden. Hervinden soms, de dans erin ontdekken. Dóórkrijgen wat je te doen staat. En dat soms met vallen en opstaan. Soms moet je terug naar het begin, terug naar de basis, om weer vooruit te komen.

Het leven leven als was het een dans. Mooi gevonden.

Ik moet er wel bij zeggen dat het voor mij ook een wat ingewikkeld beeld is. Want eh… Nou ja, ik moet gewoon denken aan mijn eigen danslessen. Ik heb er niet meer dan 12 gehad. Half-brons heette dat. In Sliedrecht was er een dansschool die zo’n uitgeklede cursus aanbood en mijn broer en ik vonden dat wel prima. Want wat een getob dat stijldansen. Op van die levensgevaarlijke dansschoenen. We hadden beter stalen neuzen kunnen dragen. Dan begon ik weer met mijn verkeerde voet. Of ik vergat een draai. De dansleraar zette ons dan weer even stil, telde mee met de muziek en gaf aan wanneer we weer konden beginnen. En zo hobbelden we heel plichtmatig 1-2-zij-sluit-zij door de zaal. Steeds dezelfde figuur.

Op tv heb ik wel eens iets gezien van een danscompetitie en dan ziet zo’n dans er toch heel anders uit, moet ik zeggen. Zó dansen is voor mij niet weggelegd. Ik kan hooguit stuntelend meebewegen. Nu denk ik, als ik het beeld van Frits de Lange doortrek, dat er maar weinigen zo soeverein door het leven dartelen als die dansers. ‘De zeldzamen’, noemde de filosoof Friedrich Nietzsche hen ooit. Ik hoor er niet bij. Ik bots, ik val. En toch, schrijft De Lange, kunnen we weer opstaan, het ritme hervinden. Die veerkracht kunnen we aanboren. Als we ons afstemmen. Zo noemt hij dat. En als we het helemaal kwijt zijn, terug naar het begin. Naar de basis.

Dat is ook wat ik zie gebeuren in het verhaal dat we vanochtend hebben gelezen uit Marcus. Het is een wat bijzondere versie van het bekende Paasverhaal, een versie die we niet zo vaak horen. Vaker lezen we het verhaal van Maria van Magdala in de tuin bij het open graf die Jezus wel ziet, maar niet herkent. Als dan eindelijk het kwartje valt gaat ze de leerlingen halen.

Maar niets van dit alles in de versie van Marcus. Eigenlijk is het een heel kaal verhaal, kort, met ook nog eens een wat merkwaardig einde. Of nou ja, einde… Het verhaal is helemaal niet af. Staat Jezus eigenlijk wel op? Niemand heeft iets gezien. Wat we lezen is dat er vrouwen bij het graf komen om Jezus de laatste eer te bewijzen en dan vinden ze een leeg graf. Vervolgens rennen ze weg. In grote paniek. En daar stopt het verhaal.

Volgde er eigenlijk wel een pagina? Eerlijk gezegd: ik vind het verhaal zonder die al dan niet verdwenen bladzijde wel mooi. Ik vind het wel een vondst dat de vrouwen niet Jezus aantreffen, maar iemand anders. Een in het wit geklede jongeman. Wie is hij? Misschien, zo las ik ergens, is het wel Marcus zelf die de vrouwen – en daarmee ook ons als lezers – een soort regieaanwijzing geeft. Een tip. “Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals hij jullie heeft gezegd.”

Er zijn wetenschappers die zeggen dat er een bladzijde mist. Dat zou kunnen. Op die ontbrekende laatste bladzijde zouden de leerlingen dan Jezus weer tegenkomen. Het kan. Wie zal het zeggen? Er zijn latere bewerkers van het evangelie die er zelf dan maar een stuk hebben aangebreid. Maar dat zit er in de oudste versies dus niet bij.

Niet toevallig is Galilea precies de plek waar Marcus zijn evangelie 16 hoofdstukken terug ook liet beginnen. Dáár, in dat eerste hoofdstuk ontmoeten ze Jezus weer. En waar hij in hoofdstuk 1 van zijn verhaal schrijft dat de zon onderging, zo laat hij de zon in het laatste hoofdstuk ook weer opgaan. Op Paasmorgen dus. Tussendoor heeft hij het nergens meer over de zon. Marcus lijkt daarmee wel wat weg te hebben van een cirkelvertelling. Het is niet afgelopen aan het eind. Het gaat door, als wij weer beginnen. Het is net een dans. Na de 16e tel beginnen we weer bij de eerste tel. Net als in het lied van de Shakers: Untill by turning we come ‘round right.

Maar het gaat niet bepaald soepel in het Paasverhaal. Het heeft meer weg van mijn eerste danslessen. De dans schuttert en valt stil. De vrouwen krijgen te maken met iets wat hen tot in het diepst van hun wezen schokt. Eerst de kruisiging van Jezus, de rabbi die ze zo trouw in alles hadden gevolgd. En dan dat lege graf. Er gebeuren, met andere woorden, in hun leven dingen die ze totaal niet hadden zien aankomen. Ze worden overweldigd, om met Frits de Lange te spreken. Hun leven schudt op zijn grondvesten. Hoe nu verder? Schouders ophalen, doen alsof er niets is gebeurd? In de handen spugen en meteen door naar plan B? De handdoek in de ring gooien? Geen idee.

Het verhaal eindigt met een cliffhanger. De vrouwen rennen in paniek weg. “En ze zeiden tegen niemand iets”, schrijft Marcus. Wat nu? Wij weten dat het verhaal niet is opgehouden bij de vrouwen. Dat volgt alleen al uit het feit dat Marcus het ons allemaal vertelt. Uiteindelijk hebben ze hun mond niet gehouden, vul ik maar in. En dus, om in het beeld te blijven, hebben ze de dans weer in gezet.

En zo wordt het Paasverhaal van Marcus, het merkwaardige verhaal met de ogenschijnlijk ontbrekende bladzijde, een verhaal over de dans met het leven dat we niet in de hand hebben. De buigende en draaiende dans waar de Shakers over zingen. De hortende en stotende dans soms met het leven dat steeds nieuwe dingen brengt. Fijne dingen, intens verdrietige dingen. Dingen die hoop brengen en dingen die stuk gaan. Het leven draait nu weer de ene kant op, dan weer de andere kant. Het is beweging en tegenbeweging. Dat ritme hebben we niet in de hand. We kunnen ons er alleen op afstemmen. En al tobbend met dat ritme kunnen we ten val komen. En we kunnen ook weer opstaan. Dóórgaan. Het leven is net een dans. Nu weer herken je het ritme, dan weer moet je je er weer helemaal opnieuw toe verhouden.

Hoe doe je dat? Frits de Lange zegt dat hij geen zelfhulpboek heeft willen schrijven. Het is een filosofisch boek. Maar tussen de regels door lees ik toch de aanmoediging om steeds die dans met het leven aan te gaan. Want zo schrijft De Lange: we hebben vaak meer veerkracht dan we denken. We kunnen altijd iets nieuws doen. Misschien moeten we het tempo aanpassen, de cadans. Misschien kan het ritme ons een nieuwe pas aan de hand doen als we het even niet meer weten. Zoals ook zo prachtig gebeurt in het hoopvolle gedicht I worried a lot van Mary Oliver. “Tenslotte zag ik dat piekeren niets uithaalde. Ik gaf het op. En met mijn oude lichaam ging ik de ochtend in, en ik zong.”

Maar… is het zo simpel? Dat denk ik niet. De nacht kan eindeloos lijken. De dans lijkt gebroken. Klaar. Verder gaan voelt als iets onmogelijks. Maar toch. Het beeld van de dans heeft wel iets moois, vind ik. Ook al staat er een rust in de bladmuziek, de maat gaat door. Na de laatste tel volgt weer een eerste tel. Na het zestiende hoofdstuk kan weer een eerste hoofdstuk volgen als we teruggaan naar Galilea. Terug naar het begin, terug naar de kern. We kunnen weer aanhaken. Maar dan wel met de kennis en ervaring van nu. Niets blijft ooit helemaal hetzelfde.

En daar komt bij dat we die afstemming op het ritme ook niet helemaal alleen hoeven te hervinden. Zoals Frits de Lange het voorstelt lijkt het iets wat we helemaal zelf voor elkaar moeten krijgen. Maar ik moet denken aan die dansleraar die mij en mijn arme danspartner weer op gang hielp als we het ritme weer eens kwijt waren of waren vergeten welke draai er nu weer kwam. We kunnen ook elkaar op weg helpen. Net als die man in het graf die de vrouwen richting wees. En dan is het vervolgens aan ons om de dans weer te zoeken. Op onze eigen manier. Misschien soms een beetje tegen de stroom in. Dans! En wie weet waar het leven ons brengt. Er is een lied, dat we ook hier wel hebben gezongen: doe een stap en dan nog een en voor je het weet, dan weet je het weer. En zo dansen we naar morgen, till by turning we come around right.

Moge het zo zijn,
Amen

Aries van Meeteren

Tags: , , , , , ,

Related posts

Comments are currently closed.

Top