‘Blijf het verhaal vertellen’ – Kerstavond 2018

‘Wat een geweldig land hebben we toch’, schrijft minister-president Rutte in zijn brief aan alle Nederlanders. En hij heeft gelijk. Maar toch lijkt het alsof we het zo niet meer kunnen zien. Dan lijkt ons land op het Koninkrijk van de Angst, om met een boektitel van Martha Nussbaum te spreken. Lees hieronder de kerstmeditatie van Aries van Meeteren.
Inleiding
U hebt het bij binnenkomst vast al even gedaan: de liturgie doorgebladerd. En misschien heeft u gedaan wat ik ook vaak doe als ik een kerstdienst bezoek, namelijk controleren of we wel ‘Ere zij God’ aan het eind van de dienst zingen.
Want ‘Ere zij God’, dat “mot”.
Ik heb in mijn studententijd en ook daarna nog in een groepje gezeten dat de bijzondere kerkdiensten voorbereidde van de kerk waar ik toen naar toe ging. En met Kerstavond was het vaste prik: beginnen met Komt allen tezamen en eindigen met Ere zij God. Punt. Er waren wel predikanten die eens een keer wat anders wilden, maar nee: Ere zij God, dat moest. Dan gingen de lampen uit, zodat er alleen nog kaarsen brandden, en dan het liefst een koor of een trompet erbij voor een tegenstem. Want ook die tegenstem, dat mot, eigenlijk. Ik vond er nog een oude opname van.
Zó hoort het te klinken met kerst. Maar zo is het niet altijd gegaan. Het ‘Ere zij God’ zoals wij het zingen bestaat pas sinds 1857. Toen kwam ‘Het nachtegaaltje’ uit, een bundel kinderliedjes. Met daarin dus dat kerstlied, eerst nog zonder titel.
Het was een vertaling van een Pruisisch lied van Franz Albert Schultz. Dat kun je ook horen. Er zit iets van een mars in: “in de ho-ho-ge.” Precies de reden waarom muziek-puristen er niet zoveel van moeten hebben.
En dan kun je ook nog twijfels hebben bij de tekst. Want wat zingen we eigenlijk?
Ere zij God in de hoge, vrede op aarde in de mensen een welbehagen.
Het is natuurlijk de tekst van het engelenkoor uit het kerstverhaal van Lucas. Maar wat zeggen de woorden eigenlijk? En wat zeggen ze ons? Vrede op aarde? Welbehagen?
Het lijkt toch allemaal verder weg dan ooit? We voelen ons onveilig, bang, uitgeknepen. De manier waarop we altijd hebben geleefd staat onder druk. We lezen over klimaatellende, economische onzekerheid – wie weet wat er na de Brexit gebeurt – vrees voor immigranten, aanslagen, oorlogen waar geen einde aan komt, fake news, cyberaanvallen. Hoezo vrede, hoezo welbehagen?
En toch zingen we het ieder jaar opnieuw en massaal: Vrede op aarde in de mensen een welbehagen. Tegen de klippen op. En eigenlijk denk ik dat het juist heel mooi is dat we dat doen. Zolang we er geen cliché van maken. Zolang we het lied zingen met de lading die de woorden zo’n 2000 jaar geleden moeten hebben gehad. Want het goede nieuws van de engelen was geen nepnieuws, maar een boodschap van hoop en inspiratie. Daarover straks meer.
‘Kerstgedicht’ (Freek de Jonge)
We trekken het verhaal
als ooit de Vlaamse primitieven
niet langer vol verlangen naar ons toe
We kunnen het redelijkerwijs niet meer geloven
Laten de oren hangen naar het consumptieve
Zijn de strekking moe.Daar komt het machteloos besef bij
na elk appèl op het geweten
je doet het toch nooit goed.
Wijs laten wij ons door niemand maken
Woorden die ons moeten raken zijn versleten
en zo zakt de moed.We hebben geen behoefte meer aan vragen
waar we geen antwoorden op weten
en nog het minst van alles
zitten we te wachten op een preek
Maar wat blijft er over van een wereld
zonder geloof in goed en beter
Wat moet er worden van ons leven
als de geest ontbreekt?Blijf het verhaal vertellen
De wereld kan niet zonder
en ieder pasgeboren kind
is behalve een mysterie
bewijs van het wonder
dat het leven steeds opnieuw begint
Overdenking
Wat staat ons nog allemaal te wachten? Dat is toch wel een beetje de vraag van vandaag de dag. Waar zijn we naar op weg? Wat hangt ons boven het hoofd in de komende tijd?
En u hoort al aan mijn woorden dat ik proef dat we die toekomst niet altijd heel rooskleurig voor ons zien. Het merkwaardige is natuurlijk dat we telkens op het nieuws horen dat het best goed gaat in ons land: de werkgelegenheid zit in de lift, onze economie groeit, het aantal misdrijven daalt, we worden gemiddeld steeds ouder. Allemaal keurige rapportcijfers. Zoals premier Rutte het ook schreef in zijn brief aan alle Nederlanders: wat een geweldig land hebben we toch.
Maar blijft dat zo? Ik merk dat we daar steeds minder optimistisch over zijn. De voortekenen lijken ook niet best. Deze maand verschenen twee boeken met veelzeggende titels. “Triomf van de angst” van de Franse schrijver en politicoloog Dominique Moïsi en “Het Koninkrijk van de angst” van de Amerikaanse filosoof Martha Nussbaum.
Beide auteurs zien de angst om zich heen grijpen. Daar waar we jaren geleden nog vol verwachting konden uitzien naar wat er zou komen, zijn we nu vooral bang voor wat we kwijt raken. We zijn bang voor wat we moeten inleveren, bang dat het minder wordt, dat we de controle verliezen over ons leven. En die angst vertaalt zich in boosheid, in een gevoel van onveiligheid en recent nog ‘gele hesjes’. Nussbaum ziet overal woede, walging en afgunst.
En in die sfeer vieren we kerst.
We trekken het verhaal
als ooit de Vlaamse primitieven
niet langer vol verlangen naar ons toe.
…dicht Freek de Jonge. Vlaamse primitieven is een wat rare naam voor schilders uit de Nederlanden uit de 15e, begin 16e eeuw. Een veel betere titel zou zijn: schilders van de Noordelijke Renaissance. Want primitief waren hun schilderijen allerminst. Wat zij deden was niet alleen het ijzingwekkend levendig, verfijnd en gedetailleerd weergeven van de werkelijkheid. Maar zij haalden die werkelijkheid ook naar zichzelf toe. Bijbelse taferelen lieten zij afspelen in de eigen tijd. En dus werd Jezus bij schilders als Rogier van der Weyden of Gerard David gewoon geboren in het 15e-eeuwse Brugge.
Je kan dat zien als een gebrek aan historisch besef. Als iets pedants ook, want we zien op de schilderijen vaak BN-ers van weleer afgebeeld worden als herder of wijze uit het oosten, maar ja, zij waren ook de opdrachtgevers voor de schilderijen. Ik vind het ook wel wat moois hebben. Je maakt van het hele kerstgebeuren iets actueels, een verhaal dat vandaag de dag ook nog wat te zeggen heeft.
Wij doen dat niet meer, zo valt Freek de Jonge op. “Wij kunnen het redelijkerwijs niet meer geloven, laten de oren hangen naar het consumptieve en zijn de strekking moe.” Maar niet alleen dat:
Daar komt het machteloos besef bij
na elk appèl op het geweten:
je doet het toch nooit goed.
Wijs laten wij ons door niemand maken
woorden die ons moeten raken zijn versleten
en zo zakt de moed.
Eigenlijk wrang. We kunnen het kerstverhaal dromen, allemaal, maar de woorden pakken ons niet meer. Ze zijn versleten. Wat nu? Freek de Jonge vraagt zich vertwijfeld af:
Maar wat blijft er over van een wereld
zonder geloof in goed en beter?
Wat moet er worden van ons leven
als de geest ontbreekt?
Ik verzamel al een tijdje mooie teksten, gedichtjes, maar ook spreuken en gezegden – tegeltjes, noem ik ze. Vroeger knipte ik ze uit, maar tegenwoordig met Facebook, Twitter en Instagram is het veel makkelijker geworden. Gewoon even met de rechtermuisknop erop klikken, opslaan als en voilà. Af en toe grasduin ik daar doorheen. En deze week stuitte ik op “Wees realistisch, denk het onmogelijke.”
Er stond alleen niet bij van wie die uitspraak was. Weet iemand het? Van de atheïstische joods-Duitse denker Ernst Bloch, zo ontdekte ik dankzij het werk van Joke Hermsen. “Wees realistisch, denk het onmogelijke.” Bloch is degene die een vuistdikke pil heeft geschreven over hoop: het principe hoop, luidt de titel. Indrukwekkend boek. Het begint met deze woorden:
Wie zijn we, waar komen we vandaan? Waarheen gaan we? Wat verwachten we? Wat wacht er op ons? Velen van ons voelen zich alleen maar verward. De grond onder hun voeten beeft. Ze weten niet waarom of waardoor. Hun toestand is er een van angst, of, zodra die wat duidelijker wordt, een van vrees.
Wat een herkenbare woorden. Ze hadden van Martha Nussbaum kunnen zijn. Maar het zijn geen woorden uit 2018. Bloch schreef ze tijdens de Tweede Wereldoorlog in New York, waar hij naartoe was uitgeweken toen de grond hem in Duitsland te heet onder de voeten was geworden.
De boodschap van Bloch is kort samengevat dat we opnieuw moeten leren hopen. De toekomst ligt namelijk niet vast. Bloch ziet dat wat voor ons ligt als een land dat nog lang niet af is. We kunnen er nog van alles van maken. “Wees realistisch, denk het onmogelijke.”
Hoe doe je dat?
Bloch wijst op een antwoord. We hebben verhalen nodig over hoe het anders en beter kan. Utopische verhalen. Utopisch? Utopieën zijn toch onbereikbare idealen, of negatiever gesteld, een vorm van waanzin, van dwingende blauwdrukken, die we koste wat kost zouden moeten volgen? Niet bij Bloch. Hij ging uit van de letterlijke betekenis van utopie: een ‘onplek’ (ou topos). Dáár moeten we ons op richten, met hoopgevende verhalen over hoe het beter kan.
Dat lijkt toch wel wat op wat Freek de Jonge dicht: “Blijf het verhaal vertellen. De wereld kan niet zonder!”
Een utopie is, om het met Bloch te zeggen, als een droom. Een droom die richting geeft. Een reisdoel om ons op gang te brengen. Ahmed Marcouch, de burgemeester van Arnhem, zei in een interview in Trouw eens dat als hij droomt over problemen waar hij overdag mee te maken krijgt, er een inzicht rijpt, een richting waarin hij het moet zoeken. Vaak weet hij bij het ontwaken helemaal niet meer wat hij dan precies heeft gedroomd en wat de oplossing was. Maar, zegt hij: “Ik sta op met het idee: ‘Het kan wel!’ Een soort openbaring en wat blijft is een positieve energie, een gevoel dat er een perspectief is, waardoor je in mogelijkheden blijft denken in plaats van in wat niet kan.”
Het kerstverhaal van Lucas kun je zien als het verhaal van zo’n utopie. We horen en zingen het Ere zij God. Vrede op aarde. Een droom, ons toegezongen door een compleet engelenkoor.
Maar hoe kan die droom ons nog inspireren? Vrede wil toch iedereen? Kent u de film Miss Congeniality? Het verhaal bespaar ik u, maar de glamour van de miss-verkiezingen wordt erin treffend op de hak genomen. Kijk naar wat de kandidaten van de Miss USA-verkiezing wensen om hun land een beetje mooier te maken.
Tja, als vrede zoiets afgezaagds wordt, dan wijst het ons ook geen richting meer. “Vrede prima, maar ik wil er verder geen last van hebben.” En zo zien we er opnieuw vanaf om het verhaal, zoals ooit de Vlaamse primitieven, vol verlangen naar ons toe te trekken. Er zelf mee aan de slag te gaan. Terwijl dat wel de bedoeling is.
“Ere zij God in de Hoge, vrede op aarde, in de mensen een welbehagen.” Weet u: zo zíngen we het. Maar zo staat het er niet. Er staat letterlijk: Eer in de hoge aan God en op aarde vrede onder de mensen van welbehagen. Een lastige zin. Beetje schimmig.
Het is misschien goed om ons te realiseren dat Lucas die woorden de engelen laat zingen op het moment dat er al volop vrede is. Op papier althans. Keizer Augustus die aan de macht is, heeft een reusachtig rijk bij elkaar veroverd. En inderdaad, in dat rijk wordt niet gevochten. Dat was vóór Augustus wel anders. Toen was er een slopende burgeroorlog. Maar Augustus maakte daar een einde aan. En sindsdien gold wat wordt genoemd: de Pax Romana, de vrede van de Rome.
Er was wel een groot leger voor nodig om die vrede te handhaven. Want elk moment konden de wapens weer nodig zijn. Vrede was als het ware weinig meer dan een pauze tussen twee oorlogen in. En om een staand leger te kunnen betalen waren weer huizenhoge belastingen vereist. Om die reden moeten, in het verhaal zoals Lucas het vertelt, Jozef en Maria zich ook laten inschrijven. Met het oog op het leger dat nodig was voor de vrede, de Pax Romana.
En dan brengen de engelen hún blijde boodschap van vrede. Wel een andere vrede. Een tegenstem. De Pax Christi, de vrede van Christus, is geweldloze vrede. Vrede die niet begint bij een potentaat die vanuit Rome iedere strijd de kop indrukt, maar vrede die begint bij onszelf. De Pax Christi is een innerlijke vrede. Vrede vol vertrouwen, zonder angst. Kijk maar: de vrede die God voor ogen staat, zo laten de profeten in de Bijbel zien, is niet zozeer het tijdelijk neerleggen van de wapens, in afwachting van de volgende oorlog, maar het omsmeden van zwaarden tot ploegscharen. Ze zijn niet meer nodig! Maar dat druist wel in tegen alles wat we gewend zijn en geleerd hebben.
De Pax Christi vereist kortom het nodige omdenken: denken in kansen, in plaats van in gevaar. Denken in delen, in plaats van zelf houden. Denken in wij in plaats van in ik. In mogelijkheden in plaats van in beperkingen: “Wees realistisch, denk het onmogelijke.” Het is het leven dat het kerstkind ons later zou gaan voorleven. Het betekent je niet langer ingraven, maar, zoals Bloch ons voorhoudt, richten op de toekomst, het land dat nog open ligt en ontgonnen wil worden. Om te zien wat er gedaan moet worden om het beste voor alle mensen te bereiken. Het evangelie voor alle volken: “Ik verkondig u grote blijdschap die voor iedereen is.”
De Pax Christi waar de engelen het over hebben vraagt dus wel wat van ons. Het vraagt inzet, toewijding. En waarom zouden we dat doen? Omdat wij mensen van welbehagen zijn, horen we vanavond de engelen zingen. We zijn mensen van eudokia, zo staat er in het Grieks. Dat lijkt wel wat op Utopia. Eudokia. Wij zijn mensen van welbehagen.
Wiens welbehagen? Dat staat er niet met zoveel woorden. Daardoor lijkt het of we het allemaal uit onszelf moeten halen. Maar het woord eudokia wordt in het evangelie verder alleen gebruikt in combinatie met God. En dus kiezen praktisch alle vertalingen, en ik denk met recht, voor: God heeft welbehagen in ons. In wie dan precies? In ons allemaal! Gods goede wil is er voor ons allemaal. We zijn allemaal geliefde mensen van God.
Dat is de goede boodschap van de engelen in de nacht. Dat is de droom. Vrede is er niet alleen voor Romeinse staatsburgers, voor joden, voor Grieken, voor afgezonderde categorieën mensen. God wil vrede voor ons allen. Laat dat geen sprookje blijven, maar als een kind in ons geboren worden. Laat die droom ons inspireren als het utopische verhaal dat we juist vandaag nodig hebben. Laten we de ons toegezongen eudokia, welbehagen, zien als aanmoediging om ook andere mensen met welbehagen te bezien en niet als een bedreiging. Om onze angst opzij te schuiven en zwaarden om te smeden tot ploegscharen. Om eerlijk te delen en te zorgen voor een houdbare toekomst, voor de hele schepping.
Laten we dat blijven proberen. Laten we steeds een poging wagen om te leren leven vanuit de hoop, vanuit de utopie. Niet als dwingende blauwdruk, maar als positieve energie die ons voortdrijft als na een mooie droom. Precies zoals we steeds opnieuw kerst vieren, steeds opnieuw het ‘Ere zij God’ zingen, steeds opnieuw het verhaal vertellen. Zoals Freek de Jonge dicht: “De wereld kan niet zonder. En ieder pas geboren kind is behalve een mysterie, bewijs van het wonder dat het leven steeds opnieuw begint.” Ook hier, ook vanavond. Moge het zo zijn!
Amen